Onlangs vermaande de classis Den Haag van de Christelijke Gereformeerde Kerken de plaatselijke kerk van Zoetermeer, terwijl in de tussentijd de CGK Ouderkerk aan de Amstel zich heeft teruggetrokken ‘tot op de randen van de classis Amsterdam’. Eerder besloot de classis Zwolle om haar activiteiten zoveel mogelijk af te schalen in afwachting van de uitkomsten van de synode 2024. Hoe begrijpelijk het ook is dat er binnen de CGK kerken zijn die grote moeite hebben met het feit dat er binnen het kerkverband een aantal plaatselijke kerken de ambten inmiddels hebben opengesteld voor vrouwen, de reacties daarop van kerken en classes zijn te rigide in het licht van de mogelijkheden die het gereformeerde kerkrecht biedt. De gereformeerde beginselen van kerkrecht en de kerkorde bieden een goede basis voor een pleidooi voor een vreedzame co-existentie.

 

Schikken en scheuren

Binnen het kerkverband is de gedachte wijdverbreid dat plaatselijke kerken onder geen beding zouden mogen afwijken van het geldende kerkrecht en in het bijzonder van kerkelijke besluiten. Deze opvatting berust op de uitleg van artikel 31 K.O.. Het artikel bepaalt dat wat bij meerderheid van stemmen is besloten voor vast en bondig moet worden gehouden. Om die reden wordt bijvoorbeeld vanuit het Christelijk Gereformeerd Beraad bij herhaling gezegd dat alle kerken zich moeten houden aan de geldende besluiten en de kerkelijke weg moeten bewandelen. Als plaatselijke kerken zich niet houden aan de geldende besluiten dan worden handtekeningen onder het ondertekeningsformulier onwaarachtig en wordt het kerkverband verbroken. Bovendien wordt daaraan toegevoegd dat ambtsdragers woordbreuk plegen als zij zich niet houden aan de geldende besluiten, omdat zij dit bij de aanvaarding van hun ambt hebben beloofd. En hoewel inderdaad het uitgangspunt is dat de minderheid van kerken zich neerlegt bij de meerderheid van kerken en zich dus schikt naar het meerderheidsbesluit, betekent dit veelal ook dat als de minderheid zich niet kan schikken in het meerderheidsstandpunt, er een kerkscheuring ontstaat. Dat heeft de kerkgeschiedenis inmiddels ook meermaals bewezen, helaas. 

 

Vereiste orde

Vanaf het ontstaan van het gereformeerd kerkrecht bestond echter de overtuiging dat het voor het welzijn van de kerken het beste is om zo weinig mogelijk gezamenlijke afspraken te maken, maar zoveel mogelijk over te laten aan classes en plaatselijke kerken om naar gewoonte, omstandigheden of naar plaatselijke behoefte regelingen te treffen. Daarmee kiest het gereformeerde kerkrecht nadrukkelijk voor de vrijheid en zelfstandigheid van de plaatselijke kerken en neemt het afstand van het Rooms Katholieke kerkrecht dat centralistisch en hiërarchisch is ingericht. Voor een goede toepassing van het gereformeerde kerkrecht is een goed begrip en kennis van het doel en de beginselen van gereformeerd kerkrecht noodzakelijk. Wat het doel van het gereformeerde kerkrecht is, is vastgelegd in artikel 1 K.O.. Artikel 1 K.O. bevat een eenvoudig zinnetje waarvan de betekenis zomaar over het hoofd kan worden gezien. Het artikel begint met: “Om in de gemeente van Christus naar de vereiste orde te leven, zijn daarin nodig:(..)” Dat is niet slechts een openingszin die uitlegt wat er in de rest van de kerkorde besproken gaat worden, maar zij geeft het doel aan waarvoor diensten, vergaderingen, opzicht over de leer, de sacramenten en de kerkelijke plechtigheden en de christelijke tucht nodig zijn. Alle artikelen van de kerkorde hebben tot doel om de goede orde in de plaatselijke kerk, de gemeente van Christus, te bevorderen. Die goede orde is nodig om als christelijke gemeente haar opdracht om mensen tot discipelen van de Heer te maken te kunnen uitvoeren. Daarmee zijn alle regels, besluiten en uitspraken bedoeld om het kerk-zijn plaatselijk mogelijk te maken. Het gaat niet primair om de gemeenten van Christus in het meervoud, maar om de gemeente van Christus zijnde de plaatselijke kerk. Het kerkverband staat daarom in het teken en doel van het dienen van de plaatselijke kerken om als gemeenten van Christus naar de vereiste orde te leven. De opdracht van de gemeente van Christus is omvangrijk, omdat het een veelheid aan taken met zich meebrengt die een plaatselijke gemeente in de praktijk niet alleen kan uitvoeren. Bovendien is de opdracht om het evangelie te verkondigen niet een geïsoleerde opdracht van de plaatselijke Christelijke gemeente, maar een gezamenlijke opdracht van alle kerken, wereldwijd. Daarmee maakt artikel 1 K.O. duidelijk dat de afspraken die de kerken samen maken steeds erop gericht zijn dat de plaatselijke kerk in staat is aan haar opdracht te voldoen door haar taken uit te voeren. Om dat te kunnen doen is het noodzakelijk dat er een goede kerkelijke organisatie is waardoor er rust en vrede is in de gemeente van Christus. Om de goede orde te kunnen handhaven zijn er afspraken nodig. In dat kader hebben dan ook de samenwerkende kerken afspraken gemaakt. Er is een geestelijke verbondenheid die verplicht om samen te werken als plaatselijke kerken. De basis voor die samenwerking is de gemeenschappelijke belijdenis van de kerken. Om de doelstelling van de plaatselijke kerken gezamenlijk te kunnen realiseren, hebben de plaatselijke kerken met elkaar afspraken gemaakt over de samenwerking. Daartoe hebben de kerken een onderlinge wederkerige overeenkomst gesloten. Met die overeenkomst zijn de kerken met elkaar verbonden zowel in geestelijke als in praktische zin om elkaar te helpen om plaatselijk volgens de vereiste orde te leven. In feite is het kerkverband een verbond van kerken. Dat verbond is dus geestelijk van aard. De belijdenis die de kerken gemeenschappelijk hebben, vormt ook reden en roeping om als kerken tot onderlinge samenwerking te komen en daarover doelmatige gemeenschappelijke afspraken te maken. Wat de kerken afspreken, spreken zij vrijwillig af, dat wil zeggen niet door andere kerken verplicht of gedwongen. Ondanks die verbondenheid en gemeenschappelijke afspraken blijven plaatselijke kerken zelfstandig en leveren zij ook niets van die zelfstandigheid in. De afspraken die zij maken liggen vast in de kerkorde en gezamenlijke besluiten. Die afspraken zijn geen wetten, laat staan wetten van Meden en Perzen, maar natuurlijke verbintenissen. Dat zijn namelijk rechtsgeldige, maar niet afdwingbare afspraken. Die afspraken moeten nagekomen worden omdat de moraal daartoe verplicht. Om die reden kan geen enkele plaatselijke kerk door andere kerken binnen het kerkverband gedwongen worden tot nakoming van de gemaakte gezamenlijke afspraken. Dat dit ook zo bedoeld is, blijkt uit de kerkorde zelf. Artikel 85 K.O. bepaalt namelijk uitdrukkelijk: “Geen kerk zal over andere kerken, geen ambtsdrager over andere ambtsdragers,  op welke wijze ook, heersen”. Er staat niet slechts dat een kerk niet zal heersen, maar ook dat zij niet zal heersen, op welke wijze dan ook. Binnen het kerkverband is heersen hoe dan ook uitgesloten. Dit hangt dan ook direct samen met welke mate of reikwijdte van geldigheid de gezamenlijke kerken aan de kerkorde toekennen. 

 

Geen dwingende kracht

Het besef dat op geen enkele manier de ene kerk over de andere kerk mag heersen, hangt samen met het feit dat het hoofd van elke plaatselijke kerk Christus zelf is. De samenwerkende kerken zijn uitsluitend onderworpen aan het absolute gezag van hun Heer en daarom is kerkelijke macht uitsluitend aan de koning van de kerk ontleend. Deze aan het gezag van de Heer ontleende kerkelijke macht, is geen dwingende macht, maar macht die zich kenmerkt door de zachtmoedigheid van de Heer van de kerk; die over zichzelf zei dat zijn juk zacht en zijn last licht is. Hij oefent zijn macht niet uit door geweld, maar door zijn Geest. Die Geest, waaraan Paulus refereert, als hij de gemeente van Galatië oproept om degene die een misstap heeft begaan, geleid door de Geest, zachtmoedig weer op het rechte pad brengen. Het is die macht die past bij de roeping die de kerken hebben ontvangen bestaande uit nederigheid, zachtmoedigheid en geduld, en die zich kenmerkt door verdraagzaamheid uit liefde tot elkaar. Een macht die zich inspant om, door de samenbindende kracht van de vrede, de eenheid te bewaren die de Geest geeft, namelijk één lichaam en één geest, zoals de kerken één hoop hebben op grond van hun roeping, één Heer, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die boven allen, door allen en in allen is. En die kerkelijke macht verdraagt zich niet met een kerkorde, waaronder ook besluiten en uitspraken, die dwingende kracht heeft zoals overheidswetten die hebben. 

 

Genuanceerde toepassing

Juist het feit dat de bedoeling van de kerkorde, en meer in het algemeen van gereformeerd kerkrecht, is om plaatselijke kerken, in gehoorzaamheid aan hun Heer, in staat te stellen op ordelijke wijze hun opdracht te vervullen, biedt ruimte voor een genuanceerde toepassing van het gereformeerde kerkrecht en de kerkorde in het bijzonder. Die nuance ligt ook in de kerkorde zelf nadrukkelijk besloten. Zij bedoelt namelijk geen wetboek te zijn, maar een praktische regeling. In artikel 31 K.O. is niet alleen vastgelegd dat besluiten bij meerderheid genomen rechtsgeldig zijn, maar daarop is ook de nuancering aangebracht dat die rechtsgeldigheid ontbreekt als een dergelijk besluit in strijd is met Gods Woord, de belijdenis van de kerk of de kerkorde. Het artikel weerspiegelt dezelfde rechtsbeginselen die kenmerkend zijn voor het gereformeerde kerkrecht. Het artikel keert zich tegen hiërarchie; er wordt  bij meerderheid van stemmen besloten. Het verzet zich ook tegen independentisme in die zin dat, als er besluiten bij meerderheid worden genomen, alle verbonden kerken daaraan zijn gebonden. Ook het doel van de kerkorde ligt erin besloten, namelijk dat ook besluiten ervoor bedoeld zijn om als plaatselijke kerk, als gemeente van Christus, naar de vereiste orde te leven. Dat brengt met zich mee dat plaatselijke kerken nooit gebonden kunnen zijn aan besluiten die indruisen tegen Gods Woord, de belijdenis of de kerkorde. En dat spreekt ook voor zich; het is namelijk logisch dat de goede orde in de gemeente van Christus niet mag worden verstoord door foutieve besluiten. Immers, ook de besluiten dienen het doel van de goede orde in de gemeente van Christus, de plaatselijke kerk. De zelfstandigheid van de plaatselijke kerk brengt met zich mee dat zij verantwoordelijk is voor de eigen vereiste orde van de gemeente van Christus. Dat betekent ook dat zij geen besluiten kan aanvaarden die strijdig zijn met het Woord van haar Heer. 

 

Niet-aanvaarden en afwijken

Het niet-aanvaarden van een besluit op grond van de tenzij-bepaling, van artikel 31 K.O., moet worden onderscheiden van het afwijken van geldend kerkrecht. Afwijken van geldend kerkrecht betekent dat een plaatselijke kerk iets doet wat volgens het geldende kerkrecht niet is toegestaan of juist iets nalaat waartoe het geldende kerkrecht de plaatselijke kerk verplicht. Bij een beroep op de tenzij-bepaling van artikel 31 K.O. wijkt de plaatselijke kerk niet af van geldend kerkrecht, maar beschouwt zij een uitspraak of besluit als niet-rechtsgeldig om welke reden zij de uitspraak of het besluit niet aanvaardt. Dat zijn van elkaar te onderscheiden situaties. Bij afwijking van het geldende kerkrecht staat niet de geldigheid van het kerkrecht zelf ter discussie, maar verdraagt de kerkelijke regel zich niet met de plaatselijke orde. Bij toepassing van het geldende kerkelijke recht, wordt niet voldaan aan het doel van het kerkrecht: het bewaren of juist het bevorderen van de orde in de gemeente. Voor de vraag of het toegestaan is om als plaatselijke kerken af te wijken van het geldende kerkrecht is het nuttig om het oor te luister te leggen bij een kerkrechtdeskundige bij uitstek, wijlen professor F.L. Rutgers. In zijn rede: “De geldigheid van de oude kerken ordening der Nederlandsche gereformeerde kerken” wijst hij erop dat reeds uit de naam die gebruikt werd voor de kerkelijke afspraken, zijnde: kerkordening, blijkt dat de kerken geen wet of statuut vaststelden. Daarmee, zo betoogt Rutgers, werd de kerkorde niet voorgesteld als een last, bevel en gebod, maar als een middel “om goede orde in der gemeente Christi te onderhouden.” De kerkorde legt ook de nadruk op het begrip ‘dienen’ dat bijvoorbeeld ook tot uitdrukking komt in het opschrift van de huidige kerkorde van de CGK dat niet spreekt over ‘van de kerkelijke ambten’, maar ‘van de diensten’. Bovendien wijst Rutgers erop dat ook de geschiedenis in het algemeen leert dat er in de Nederlandse kerken “altijd een zekere ruimte was met betrekking tot de opvolging van de kerkordening. Toezicht was er, zeer stipt en zeer streng, dat de grondslag van het kerkelijk samenleven, d.i. de belijdenis, werd gehandhaafd. Maar betrekkelijk slap was daartegenover de handhaving van de kerkenordening: formalisme of reglementaire preciesheid was er eer te weinig dan te veel. Eigenzinnigheid of willekeur mocht natuurlijk niet heerschen; bandeloosheid of wanorde werd natuurlijk niet beschermd. Maar wanneer de orde, de rust en de welstand der kerken geen gevaar liepen; wanneer die in tegendeel nog bevorderd werden door ene kleine afwijking van de ordinantiën; dan werd zulke afwijking niet verkeerd geacht, en dus niet slechts geduld, maar ook goedgekeurd. En vooral werd er zoo geoordeeld bij eigenaardige toestanden, waarin Kerken of personen soms verkeerden; gelijk met name het geval was in de onderscheidende provinciën, telkens wanneer één van tweeën onvermijdelijk was: óf aan de Overheid iets toegeven óf alles in de waagschaal stellen: en wanneer dan wat het zwaarste was, ook het zwaarste wegen moest. In het algemeen was wel de beschouwing gelijk die is uitgedrukt in de laatste woorden van de Kerkordening zelve: woorden, die in bijna alle redactiën voorkomen, maar die zeker aan het einde eener wet niet gepast zouden zijn, en die aan eene wet ook wel nooit zijn toegevoegd: de Kerken zullen “arbeyden”of neersticheijt doen”, om deze artikelen te onderhouden.” In dezelfde zin sprak ook wijlen Professor J. Hovius zich uit in zijn “Notities betreffende de synode te Emden, 1571 en haar artikelen” wanneer hij opmerkt: “Wij besluiten met de opmerking dat de kerken nooit het leven van Gods gemeente in de dodelijke omklemming van een formalistisch-juridische kerkorde mogen brengen”. Geen legalisme en formalisme dus, maar een ordening om de goede orde in de gemeente van Christus te onderhouden.

 

Geen willekeur

In zijn commentaar op artikel 1 K.O. zegt Rutgers dat de bindende kracht van de kerkorde er niet in gelegen is dat ze van de overheid komt, maar dat zij dient om de orde te bewaren. Daarentegen is de wet altijd dwingend van aard, zodat niemand zich kan onttrekken aan de verplichtingen uit de wet. Dat betekent volgens het commentaar van Rutgers onder meer dat daaruit ook volgt, dat overtreding van de  kerkorde niet afkeurenswaardig is zolang de orde maar niet verstoord wordt of de orde er niet mee gediend is. Als immers het kerkverband en het kerkrecht bedoeld zijn om in de plaatselijke gemeenten van Christus de orde te bevorderen, zodat het evangelie voortgang heeft, dan kan er onder omstandigheden sprake zijn van kerkrecht dat niet de kerkelijke orde bevordert. Er kan dan sprake zijn van kerkrecht waarvan de plaatselijke kerken, op grond van haar belijdenis, mogen en wellicht zelfs moeten afwijken van het kerkrecht. Het doel van de kerkorde zelf brengt immers mee, dat men van de kerkorde kan afwijken. Volgens Rutgers  is het afwijken van de kerkorde niet alleen stilzwijgend erkend, maar ook uitdrukkelijk uitgesproken dat afwijken geoorloofd is. Daarmee wordt de kerkorde niet op lossen schroeven gezet, omdat afwijking van de kerkorde nooit willekeurig mag gebeuren. Ook afwijkingen van de kerkorde zijn aan regels gebonden. Dat afwijkingen niet willekeurig mogen zijn, ligt, volgens Rutgers, in het woord 'orde', besloten. Het motief voor afwijking is het beter bewaren van de orde. Dit vindt ook steun in artikel 32 NGB waarin de kerken immers ook belijden alleen regels te aanvaarden die de saamhorigheid, eenheid en de gehoorzaamheid aan God versterken of in stand houden. Dat richt zich uiteraard op het kerkverband als zodanig, maar evengoed op de plaatselijke kerk. Of, zoals K. Harmannij schreef, in zijn toelichting op de kerkorde zoals die is vastgesteld door de generale synode van De Gereformeerde Kerken in Nederland in 1978 te Groningen-Zuid, over artikel 32 NGB: “De geloofsbelijdenis keert zich dus tegen alle regelzucht, die met een overmaat aan regels misschien wel orde brengt, maar niet de kerkelijke vrede bevordert”. 

 

Vrede bevorderend

Het kan dus zijn dat het kerkverband uitspraken doet of besluiten neemt die op zichzelf niet in strijd zijn met Gods Woord, de belijdenis of de kerkorde, maar die, onder omstandigheden, toch niet de kerkelijke vrede bevorderen. Een afwijking kan alleen haar rechtvaardiging vinden in evidente beginselen van gereformeerd kerkrecht, de Bijbel, de aard van de zaak en de kerkorde zelf. Uiteraard geldt dat er een goede reden moet zijn met het oog op de belangen van de plaatselijke kerk die erop gericht is om de orde in de plaatselijke kerk, de plaatselijke gemeente, beter vorm en inhoud te geven. Dat wil zeggen dat als stipte naleving van de kerkelijke regels de vrijheid van de kerk, haar uiterlijke vrede, interne rust en haar welstand in ernstige mate geschaad worden en aan de afwijking van de regels weinig bezwaren verbonden zijn, een afwijking van de kerkelijke regels gerechtvaardigd kan zijn. Een dergelijke afwijking zal altijd moeten worden voorgelegd en besproken worden met de kerken in de classis. Een afwijking van de regels die zijn afgesproken moet goed gemotiveerd zijn en de plaatselijke orde in de kerk bevorderen. Daarnaast mag een afwijking van de regels door een plaatselijke kerk niet aan andere kerken worden opgelegd, zoals artikel 87 K.O. ook nadrukkelijk bepaalt. Dat betekent dat in de classis gesproken moet worden over de afwijking als zodanig. En er zal een eerlijke beoordeling moeten plaatsvinden van de noodzaak voor de plaatselijke gemeente om afwijkend te handelen. En precies dát ontbreekt op de classisvergaderingen waar vermaan te horen is. Uit de verslagen van de classisvergaderingen rijst een beeld op dat het vermaan zich erop richt dat de plaatselijke kerk niet langer afwijkt van het geldende kerkrecht. En daarmee en daardoor schiet het vermaan zijn doel voorbij en schiet Ouderkerk aan de Amstel tekort door zich uit het kerkelijk leven grotendeels terug te trekken en handelt de classis Zwolle ook onjuist. Daarmee dragen noch het vermaan noch het terugtrekken bij aan het doel van het kerkverband om elkaar te helpen in het vormgeven van de vereiste orde van de gemeente van Christus. En wellicht dat de huidige verschillen in opvatting groter zijn dan ooit, toch doet het niet af aan het principe dat er ruimte is voor afwijking binnen zekere grenzen. Om met Rutgers te spreken: “Op die wijze was er ruimte, maar binnen zekere grenzen, en regelmaat zonder formalisme. Er kon vrijheid zijn, zonder dat die vrijheid op losbandigheid en willekeur uitliep. En bevorderd werd juist daardoor het doel van de gansche Kerkenordening : ook nog bij de afwijking zelve werd dan daaraan voldaan. Altijd echter onder ééne voorwaarde, nl. dat de Kerken één bleven in belijdenis en tezamen onderworpen aan Gods Woord. Dat wordt altijd ondersteld; daarop rust de bruikbaarheid van de gansche ordening; en zóóó geheel is zij daarop ingericht, dat zij bij een andere toestand wel niet anders dan ontbindend kan werken. Maar wel verre van een bezwaar te zijn, is dit juist in haar voordeel. Zij bevordert die eenigheid, juist doordat zij haar onderstelt en vereischt. 

 

Eenheid verstoord

Juist in de praktijk blijkt dat, door de recente synodebesluiten over vrouw en ambt,  de kerkelijke vrede, de saamhorigheid en eenheid is verstoord. Dat geldt voor het kerkverband als geheel, maar evengoed voor plaatselijke kerken. Er is een substantieel aantal kerken dat tot de overtuiging is gekomen, op grond van Gods Woord, dat het openstellen van de ambten de plaatselijke orde juist bevordert. Niet in de laatste plaats geldt dat voor samenwerkende kerken en samenwerkingsgemeenten; zij ervaren in de praktijk van alledag de spanningen die de synodebesluiten met zich brengen. Dat geldt ook voor een groeiend aantal andere gemeenten. De bewustwording dat openstelling van de ambten steun vindt in Gods Woord en de erkenning daarmee van de gaven die ook aan vrouwen zijn geschonken, doen het belang en het verlangen groeien ambten open te stellen. Was in 1998 slechts een kleine 10% van de afgevaardigden voorstander van de openstelling, ruim 20 jaar later is dat bijna 40% van de afgevaardigden. De synodale besluiten verstoren de plaatselijke orde, omdat langjarige en intensieve samenwerking wordt bemoeilijkt. Gezamenlijke diensten met vrouwelijke ambtsdragers vanuit andere denominaties staan daardoor onder druk, maar ook intern is het orde verstorend dat CGK vrouwen zijn uitgesloten van de ambten terwijl in de gemeenten waarmee wordt samengewerkt de ambten wel hebben opengesteld. Om die reden stellen plaatselijke kerken de ambten open, omdat de openstelling bevorderlijk blijkt voor de orde in hun kerken. Zij stellen de ambten zuiver plaatselijk open en zij sturen er niet op aan dat andere kerken worden verplicht om dat ook te doen. In de praktijk heeft het kerkverband er geen enkele last van als plaatselijk de ambten worden opengesteld. Dat blijkt ook in de praktijk nu er meerdere plaatselijke kerken de ambten hebben opengesteld. De openstelling op zichzelf veroorzaakt geen ordeverstoring binnen het kerkverband. Het lijkt er veel meer op dat de ordeverstoring binnen het kerkverband wordt veroorzaakt door de reactie vanuit het kerkverband op de openstelling van de ambten in plaatselijke kerken. In een aantal classes lijkt alles uit de kast te worden gehaald om plaatselijke kerken te dwingen de openstelling terug te draaien. Daarbij lijkt op geen enkele manier de orde in de plaatselijke gemeente van Christus te worden meegewogen. De openstelling van ambten  lijkt een allesbeheersend onderwerp. 

 

Afwijkingen toestaan

Het kan de Christelijke Gereformeerde Kerken echter helpen om de onderlinge tegenstellingen op verschillende onderwerpen te boven te komen door de kerkorde integraal te benaderen en in onderlinge samenhang te bezien vanuit de aard en het doel van de kerkorde. Dat verschaft de kerken de ruimte om, op basis van hun gemeenschappelijke belijdenis, onder omstandigheden, afwijkingen van het geldende kerkrecht toe te staan. Dat zal het welzijn van de kerken bevorderen en de kerken ruimte bieden om gezamenlijk in classes en synodes dienstbaar te zijn aan de Heer van de kerk. Dan worden wellicht niet de verschillen in opvatting weggenomen over vrouw en ambt, maar is er een modus om elkaar te verdragen. Een mogelijkheid om vreedzaam samen te leven, een christelijke vreedzame co-existentie dus. En er zijn goede redenen om binnen het kerkverband elkaar te verdragen. In de praktijk van het kerkelijk leven helpen en dienen  de kerken elkaar nog steeds, ondanks bestaande onderlinge verschillen; bijvoorbeeld in kerkelijke rechtspraak, in hulpprojecten, zendingsprojecten, evangelisatie, jeugdwerk en dragen zij bij aan de Theologische Universiteit in Apeldoorn. Allemaal zaken die in goede orde door en vanuit het kerkverband worden gedaan op basis van zijn roeping om het evangelie te verkondigen en om zo veel mogelijk mensen tot discipelen te maken. Daaruit blijkt dat de kerken binnen het kerkverband nog steeds meer zaken hebben die hen met elkaar verbindt dan die hen van elkaar scheidt. Niet in het minst past deze benadering bij de Heer van de kerk zelf, die immers zelf zachtmoedig en geduldig is. Als de kerken ook deze houding aannemen biedt dat een perspectief om als kerken samen te zoeken naar een begaanbare weg om als gezamenlijke kerken elkaars vrijheid  te respecteren binnen de kaders van de tussen kerken gemaakte afspraken alles met oog op het doel van die afspraken om plaatselijke kerken te helpen in gehoorzaamheid aan hun Heer en onder direct gezag van hun Heer om zorg te dragen voor de vereiste orde in de gemeente, omdat onze God geen God van wanorde, maar van vrede is.

 

 

 

 

Subscribe for updates on all content.

Protected by Spam Master

Reactie toevoegen

Beperkte HTML

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd> <h2 id> <h3 id> <h4 id> <h5 id> <h6 id>
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
Protected by Spam Master

Reactie toevoegen

Beperkte HTML

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd> <h2 id> <h3 id> <h4 id> <h5 id> <h6 id>
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
Protected by Spam Master