In het Reformatorisch Dagblad van 8 oktober 2022 brengt ds Van Vulpen in zijn opiniebijdrage onder meer naar voren dat vrijwel elke kerkenraad die vrouwen als ambtsdrager heeft bevestigd hierop zou zijn aangesproken door revisie en appel. Vervolgens stelt hij dat, ondanks de ingediende revisieverzoeken, de bevestiging van vrouwelijke ambtsdragers gewoon doorging, terwijl een revisieverzoek of appel schorsende werking heeft van het besluit om vrouwelijke ambtsdragers te bevestigen. Ook uit andere hoofde is deze kritiek te horen. Het wordt door Van Vulpen zelfs gekwalificeerd als het schofferen van de kerkelijke procedure. Verder concludeert Van Vulpen daaruit, en vermoedelijk anderen met hem, dat het appelrecht is uitgehold en daarmee het recht binnen de kerken niet meer veilig zou zijn en het onderlinge vertrouwen om kerkelijk samen te leven zou zijn verdwenen.
Stevige conclusies
Dat zijn stevige conclusies die er niet om liegen en die ook iets blootleggen van enige mate van frustratie en onmacht. Het lastige hieraan is wel dat daarmee toch nog niet duidelijk is wat er dan precies gebeurd is. Wie hebben revisieverzoeken en appels ingediend? Zijn dat gemeenteleden van de plaatselijke kerk waar vrouwelijke ambtsdragers zijn bevestigd of betreffen het revisieverzoeken en appels van buiten de plaatselijke kerk? Ook niet duidelijk is wanneer de revisieverzoeken en appels dan zijn ingediend. Zijn die revisieverzoeken en appels ingediend nadat de bevestiging al had plaatsgevonden of ervoor? Zijn de revisieverzoeken en appels dan helemaal niet inhoudelijk behandeld of zijn ze wel behandeld maar is de uitkomst daarvan teleurstellend geweest voor de indieners? Voordat de gedachte ingang doet vinden dat kerkenraden lichtzinnig met het kerkrecht zouden omspringen, is het zaak om de precieze feiten te kennen. In een gepolariseerd kerkelijk verband als de Christelijke Gereformeerde Kerken is het van belang voorzichtig te zijn met woorden. Woorden doen ertoe en eenieder is verantwoordelijk voor zijn of haar eigen woordkeuze. Het draagt er niet aan bij om stevige woorden te gebruiken, die bepaalde beelden oproepen, wanneer de feiten onvoldoende helder zijn.
Verantwoordelijkheid nemen
Het vraagt ook om een grote mate van verantwoordelijkheid van kerkenraden als zij besluiten ambten voor vrouwen open te stellen, ondanks dat het kerkelijke beleid is herbevestigd dat ambten voor vrouwen gesloten blijven. Dat brengt met zich dat die kerkenraden altijd bereid moeten zijn om zich voor hun keuze te verantwoorden, gevraagd en ongevraagd. Het is vooral van belang om, binnen de gemeente van de plaatselijke kerk waar ambten worden opengesteld, zich deugdelijk te verantwoorden. Uiteraard geldt die verantwoording ook naar het kerkverband als geheel. Bovendien betekent dit dat ook het kerkrecht zorgvuldig moet worden toegepast. Kerkrecht is vredesrecht. Paulus legde regels op aan de gemeenten, zoals in Korinthe, om wanorde te voorkomen, juist omdat God geen van wanorde is, maar van vrede. Ook het kerkrecht is ervoor bedoeld om de vrede van Christus in de gemeente, maar ook binnen het kerkverband te bewaren en te bevorderen. Bovendien is dat kerkrecht niet slechts een set van spelregels, maar drukt het de orde van Christus uit en vindt het zijn grondslag in het Woord van God. Dat verplicht iedereen die bij de kerk hoort, het kerkrecht op waarde te schatten en haar zorgvuldig toe te passen, gelegen of ongelegen. En dat geldt in het bijzonder voor kerkenraden en meerdere vergaderingen.
In geweten
Dan kan het zijn dat kerkenraden het grondig oneens zijn met een besluit van een meerdere vergadering, zoals de besluiten rondom vrouw en ambt; als kerkenraden er dan in geweten van overtuigd zijn dat zo’n besluit strijdt met Gods Woord en het belijden van de kerk waardoor zij dat besluit niet voor hun rekening kunnen nemen, ligt het op de weg van deze kerkenraden omdat met kracht van argument te motiveren. Niemand kan, ook kerkenraden dus niet, tegen het geweten in gebonden worden aan kerkelijke besluiten. Dat zou immers direct in strijd komen wat de kerken zelf belijden in artikel 7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Dat brengt met zich mee dat kerkenraden die onoverkomelijke bezwaren hebben tegen een besluit genoodzaakt zijn de kerkelijke weg te gaan tot in hoogste instantie. En wanneer, zoals inmiddels een aantal kerkenraden hebben gedaan, de ambten openstellen voor vrouwen, betekent dit ook dat, bij bezwaren daartegen, er de verplichting bestaat, die bezwaren serieus te nemen en te behandelen. Dat impliceert dat zorgvuldig wordt gereageerd op revisieverzoeken. Revisieverzoeken hebben schorsende werking en bij een eerste appel, geldt dat over het algemeen ook. Uiteindelijk dient dat alles de vrede.
Niet-ontvankelijk
Toch is daarmee niet alles gezegd. Het is voorstelbaar dat er tegen een besluit om vrouwelijke ambtsdragers te bevestigen revisieverzoeken worden ingediend door niet-gemeenteleden. Dat lijkt ook uit de opmerkingen van Van Vulpen en anderen te spreken. Als dat het geval is, is dat problematisch. Hoewel de kring van belanghebbenden ruim geformuleerd is in het kerkrecht, is dat niet zo ruim dat een lid van de ene gemeente of een kerkenraad van de ene gemeente zich bemoeit met handelingen en beslissingen van de kerkenraad in de andere gemeente. Daaraan staat de zelfstandigheid van de eigen gemeente in de weg, zoals dat ook is uitgedrukt in artikel 85 K.O. Met betrekking tot de bevestiging van ambtsdragers geldt dat misschien nog wel in het bijzonder. Dat is immers een specifieke aangelegenheid tussen de kerkenraad en de gemeente. De kerkenraad draagt ambtsdragers voor die pas kunnen worden benoemd en bevestigd nadat de gemeente zich daarover heeft uitgesproken. Dat is dan ook bij uitstek een aangelegenheid van de plaatselijke kerk. Dit wordt bijvoorbeeld tot uitdrukking gebracht door bijlage 2.15 bij de artikelen 22 en 24 van de kerkorde. In artikel 1 van dit bijlage staat dat ouderlingen en diakenen door de kerkenraad worden verkozen en wel met medewerking van de stemgerechtigde leden van de gemeente. Ook in het vervolg van de bijlage blijkt het steeds te gaan over kerkenraad en stemgerechtigde leden. Vaststaat dat kerkenraden van buiten de gemeente daarmee buitenspel staan. Dat geldt ook voor kerkleden die wel tot het kerkverband behoren, maar niet tot die bepaalde gemeente. Dit alles sluit ook aan op artikel 31 Nederlandse Geloofsbelijdenis die ook nadrukkelijk spreekt over het wettig verkiezen door de kerk, niet de kerken in het meervoud dus maar de plaatselijke gemeente, van ambtsdragers. De Integrale Regeling voor de Revisie- en appelprocedure definieert een belanghebbende als iemand die door een besluit in zijn belang is getroffen. Nu echter, de ambtsdragersverkiezing en het daarop volgende benoeming een aangelegenheid is tussen de kerkenraad en zijn gemeente, kan een buitenstaander niet daardoor in zijn belang getroffen zijn. Niet voor niets dat in de concept-regeling voor de verkiezing van ouderlingen en diakenen ex artikel 10 uitsluitend de namen aan de gemeente worden bekend gemaakt waarna zij de benoeming goedkeurt. Uit het vorenstaande volgt logischerwijs dat anderen dan de eigen gemeenteleden niet-ontvankelijk zijn in hun revisieverzoek. Bovendien is het de vraag tegen welk besluit er dan revisie wordt ingediend. Voor de hand ligt dat het gaat om het benoemingsbesluit waarvan uitsluitend bezwaar openstaat voor de eigen gemeenteleden. Met de niet-ontvankelijkheid op het revisieverzoek eindigt ook de schorsing van het besluit en kan tot bevestiging worden overgegaan. Tussen het niet-ontvankelijkheidsbesluit en een eventueel appel is het benoemingsbesluit gewoon van kracht en kan het ook worden uitgevoerd.
Niet ondenkbaar
Als dus een niet-gemeentelid zoals bijvoorbeeld een kerkenraad van een andere plaatselijke kerk revisie verzoekt, is het voorstelbaar dat zo’n verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard. De ambtsdragers kunnen dan vanaf de derde zondag na de verkiezing van de ambtsdragers worden bevestigd. Dat betekent dus ook dat het niet ondenkbaar is dat het appel later wordt ingesteld dan de ambtsdragers worden bevestigd. Als dat scenario wordt gevolgd, kan dat wel als onbevredigend worden ervaren, maar is van een schoffering van de kerkelijke procedure geen sprake. Uiteraard kan het zo zijn dat er fouten worden gemaakt in de afhandeling van revisieverzoeken. Dat kan door onachtzaamheid of om welke reden ook. Aangenomen mag echter worden dat iedereen het kerkrecht serieus neemt.
Vredesrecht
Daarom is het van waarde als Van Vulpen c.s. concreet maken op welke wijze de kerkelijke regels zouden zijn geschonden. Dat hoeft niet met naam en toenaam, maar dat kan geanonimiseerd. Dat biedt namelijk mogelijkheden om eventuele fouten of, in het ergste geval misstanden, recht te zetten. Dat is uiteindelijk in het belang van het kerkverband in het geheel. Dat dient de vrede. Dat is ook behulpzamer dan in algemene stevige uitspraken te doen, omdat die, onbedoeld, tot verkeerde beeldvorming en misverstanden kunnen leiden waardoor er wanorde ontstaat en het kerkrecht als vredesrecht niet meer tot zijn recht komt. Dat past de kerk van Christus niet.
Reactie toevoegen