Een arbeidsconflict is in zijn algemeenheid al een vervelende zaak, maar het is nog vervelender als dat arbeidsconflict zich afspeelt binnen een plaatselijke kerk. Een recentelijk vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland illustreert dat. De aanleiding voor de juridische procedure was een conflict over het besluit van de kerkenraad om de arbeidsovereenkomst met zijn kosters te versoberen. De oorzaak van het conflict was een verkeerd juridisch advies dat aan het besluit ten grondslag lag. Bij zowel de aanleiding voor het conflict als bij de oorzaak ervan lijkt het erop dat de kerkenraad teveel vanuit zijn eigen arbeidsrechtelijke belang en overtuiging handelde waardoor hij onvoldoende oog had voor het belang en de overtuiging van de kosters. Het conflict met een van de kosters loopt dusdanig hoog op dat de kerkenraad uiteindelijk een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van de koster indient bij de kantonrechter, zonder succes overigens.
Feitenverloop
Uit de uitspraak blijkt dat de kerkenraad het wenselijk vond om de arbeidsvoorwaarden op een enkel punt te versoberen. In de arbeidsovereenkomst van de koster was onder meer afgesproken dat in de beloning vijf trouwdiensten waren voorzien en dat trouwdiensten boven de vijf trouwdiensten afzonderlijk zouden worden vergoed, terwijl de koster kosten voor rouwdiensten met de betreffende families mocht afrekenen. Hoewel partijen al vanaf het voorjaar van 2021 gesprekken voerden over de wijze waarop de koster omgaat met zijn werkgever, spitsten die gesprekken zich uiteindelijk vooral toe op het wijzigen van de arbeidsovereenkomst. Daartoe vond op 4 april 2022 een gesprek plaats tussen de kerk en de koster waarin de kerk meedeelde de arbeidsovereenkomst te willen wijzigen. In die bespreking werd al duidelijk dat de koster het er niet mee eens was. Ondanks het feit dat de koster te kennen had gegeven in het gesprek van 4 april 2022 dat hij het niet eens was met het voornemen van de kerkenraad om de arbeidsovereenkomst te wijzigen, besloot de kerkenraad tot het aanpassen van het arbeidscontract, de functiebeschrijving en de instructie. Op 16 april 2022 informeerde de kerkenraad de koster daarover. Uit die e-mail blijkt onder meer dat de kerkenraad de bestaande afspraak over de vergoeding van begrafenissen onwenselijk vindt en dat hij zijn besluit heeft genomen na voorafgaand advies van het Landelijke Kerkelijk Bureau. Dat advies luidde dat de wet het recht zou geven aan de werkgever om eenzijdig zowel het arbeidscontract, de functiebeschrijving als de instructie aan te passen, welke aanpassingen volgens de kerkenraad nodig zijn met oog op de praktijk. Vervolgens vond naar aanleiding van de mededeling van dit besluit een bespreking plaats op 29 april 2022 - het vonnis vermeldt abusievelijk 29 april 2023 - waarin tussen partijen, dat wil zeggen de gemachtigde van de kerk en de koster, discussie ontstond over het recht van de werkgever om te komen tot een wijziging van de arbeidsovereenkomst. Ook blijkt dat de koster aangaf dat zijn jurist een andere opvatting heeft, omdat er in het arbeidscontract geen eenzijdig wijzigingsbeding zou zijn opgenomen. Vervolgens vond er in de maanden daarna overleg plaats tussen de gemachtigden van partijen zonder dat dit tot overeenstemming tussen partijen heeft geleid. Op 14 juli 2022 meldde de koster zich ziek omdat het arbeidsconflict tot grote psychische spanningen leidde bij de koster. Op 29 augustus 2022 adviseerde de bedrijfsarts de kerk om mediation in te zetten. Op 30 september 2022 stuurde de gemachtigde van de kerk echter een brief waarin de kerk aankondigde de wijziging van de arbeidsovereenkomst af te zullen dwingen via de rechter als de koster niet instemde met de wijziging van zijn arbeidsovereenkomst. Uiteindelijk stemde de koster in met het wijzigen van de arbeidsovereenkomst waarvoor hij op 6 december 2022 tekende. Op 15 december 2022 berichtte de kerkenraad in het kerkblad van de gemeente dat de arbeidsovereenkomst was gewijzigd, maar ook dat het onderscheid tussen hoofd- en hulpkoster was gewijzigd, de taakverdeling zou wijzigen en dat de andere koster aanspreekpunt zou zijn zolang de koster arbeidsongeschikt zou zijn. Op dezelfde dag belde de koster de voorzitter van de kerkenraad boos op, omdat hij het er niet mee eens was dat in het kerkblad was vermeld dat het takenpakket van de kosters naar evenredigheid zou worden gewijzigd. Uit de gespreksnotitie van de voorzitter blijkt dat sprake was van heftige boosheid bij de koster. Daarop vond op 19 december 2022 een gesprek plaats tussen de kerk en de koster welke bespreking de koster voortijdig heeft verlaten. Op 23 december 2022 stuurde de gemachtigde van de kerk een officiële schriftelijke waarschuwing aan de koster vanwege zijn onbehoorlijke gedrag en het eigenhandig verplaatsen van een steiger in de kerk. Enkele maanden later, op 16 maart 2023, berichtte de kerk aan de arbodienst dat zij geen gebruik zou maken van het voorstel voor mediation omdat, volgens de kerk, de koster daaraan geen medewerking zou willen verlenen. Bovendien meldde de kerkenraad de koster volledig ziek vanwege een arbeidsrechtelijke discussie tussen partijen. Vervolgens besloot de kerkenraad op 22 maart 2023 er geen vertrouwen meer in te hebben dat de relatie tussen partijen kan worden hersteld en doet daarvan mededeling bij brief van 30 maart 2023 aan de koster. Gelijktijdig met de brief informeerde de kerk de gemeenteleden dat er sprake was van een arbeidsconflict met de koster waardoor er sprake was van een gebrek aan wilsovereenstemming die al vele jaren duurde. Daarna gaf in juni 2023 een kerkrechtdeskundige zijn kerkrechtelijke visie over de zaak aan de kerkenraad, waarna deze deskundige ook in gesprek ging met de koster, zonder succes. Bij brief van 4 juli 2023 heeft de kerkenraad de koster laten weten dat hij een ontbindingsverzoek zal indienen bij de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Aan het ontbindingsverzoek legde de kerk onder andere ten grondslag dat er sprake zou zijn van een duurzaam en ernstig verstoorde arbeidsverhouding, die meebrengt dat van haar niet langer gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst in stand te laten. Ter onderbouwing van het verzoek voerde de kerk aan dat de koster al langere tijd ruzie zou maken met de Commissie van Beheer, hij gedurende lange tijd niet wilde meewerken aan het wijzigen van de arbeidsovereenkomst, de koster meermalen boosaardig reageerde waarvoor de kerk de koster ook een schriftelijke waarschuwing heeft gegeven, terwijl ook voor de door de kerkenraad ingehuurde kerkrechtdeskundige bij aanvang van de gesprekken met de koster duidelijk was dat terugkeer in de functie van koster geen optie meer was en de poging tot mediation ook op niets was uitgelopen om welke reden de kerkenraad unaniem heeft uitgesproken er geen vertrouwen in te hebben dat de relatie tussen partijen kan worden hersteld.
Rechtsoordeel
De kantonrechter stelt eerst terecht vast dat weliswaar partijen zowel in arbeidsrechtelijke als een kerkrechtelijke betrekking tot elkaar staan, maar dat het kerkrechtelijke aspect voor de juridische procedure geen rol speelt, omdat de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden, wordt beheerst door het Burgerlijk Wetboek. Met betrekking tot de beweerdelijke ruzie die de koster zou hebben gemaakt met de Commissie van Beheer overweegt de kantonrechter dat uit de stukken haar gebleken is dat die hoofdzakelijk was veroorzaakt door de Commissie van Beheer zelf. Voor zover de kerk de koster verweet dat hij het gezag van de Commissie van Beheer niet zou erkennen, stelt de kantonrechter dat de kerk dat onvoldoende heeft onderbouwd. Het verwijt van de kerk aan de koster dat hij zich lange tijd op onredelijke wijze heeft verzet tegen het wijzigen van de arbeidsovereenkomst, acht de kantonrechter ongegrond. De kantonrechter zet op heldere wijze het kader uiteen waarbinnen een arbeidsovereenkomst kan worden gewijzigd. Uit vaste rechtspraak volgt namelijk dat een werknemer in beginsel niet is gehouden voorstellen van de werkgever tot wijziging van de arbeidsovereenkomst te aanvaarden. Daarover moet namelijk tussen partijen overeenstemming worden bereikt. Van een werkgever en werknemer mag wel worden verwacht dat zij zich over en weer als goed werkgever en goed werknemer gedragen. Dat beginsel brengt met zich mee dat onder omstandigheden van een werknemer gevergd kan worden dat deze instemt met een wijziging van de arbeidsovereenkomst die een verslechtering inhoud van de arbeidsvoorwaarden. Echter, een werkgever mag alleen een wijzigingsvoorstel doen als er sprake is van gewijzigde omstandigheden die zodanig zijn dat een goed werkgever daarin aanleiding heeft kunnen vinden tot het doen van een voorstel tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden. Als er dan sprake is van dergelijke gewijzigde omstandigheden, mag de werkgever een redelijk wijzigingsvoorstel doen. Op zijn beurt hoeft de werknemer alleen in te stemmen met dat redelijke voorstel als, gezien de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, instemming ook in redelijkheid van hem gevergd kan worden. Wat dit laatste betreft, zo benadrukt de kantonrechter, geldt ook bij een eenzijdig wijzigingsbeding dat de werknemer alleen hoeft in te stemmen met een wijzigingsvoorstel als dat in redelijkheid van de werknemer gevergd kan worden. Op basis van het door de kantonrechter geschetste beoordelingskader concludeert de kantonrechter dat de kerk de koster ten onrechte verwijt dat hij zich in de discussie rond het wijzigingsvoorstel onredelijk heeft opgesteld, omdat de kerk alleen heeft gesteld dat de bestaande situatie met betrekking tot het factureren van rouwdiensten onwenselijk was, wat dan ook eerder lijkt op een gewijzigde visie van de kerkenraad op de bestaande praktijk dan dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden. De kantonrechter neemt het de kerk dan ook kwalijk dat zij onder dreiging van een rechtszaak de koster ertoe heeft bewogen in te stemmen met het wijzigingsvoorstel. Met betrekking tot de weigering tot medewerking aan mediation overweegt de kantonrechter dat uit de in de procedure door de kerk overgelegde stukken niet blijkt dat de koster het aanbod van de kerk heeft geweigerd. Zij had niet moeten afzien van de mediation omdat de koster alleen mediation wilde in aanwezigheid van zijn gemachtigde, omdat mediation namelijk ook kan plaatsvinden in het bijzijn van de gemachtigden van partijen. Bovendien wijst de kantonrechter erop dat de inzet van de kerkrechtdeskundige niet kan worden gezien als een poging tot mediation zoals de bedrijfsarts adviseerde, terwijl gebleken is dat hij zich ook niet als onafhankelijke tussenpersoon heeft opgesteld, alle goede bedoelingen ten spijt. Ook rekent de kantonrechter het de kerk aan dat zij tot twee keer toe openlijk met de gemeenteleden heeft gecommuniceerd over de problemen met de koster, omdat van een zorgvuldig handelende werkgever mag worden verwacht dat hij eerst met de koster op zijn minst vooraf overeenstemming probeert te bereiken over de inhoud van de communicatie met de gemeenteleden. Dit alles brengt de kantonrechter tot de conclusie dat, hoewel er sprake is van een verstoorde relatie tussen partijen, de kerk onvoldoende heeft onderbouwd en onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een zodanig ernstig en duurzame verstoorde relatie dat van de kerk niet gevergd kan worden de arbeidsrelatie te laten voortduren. Van een ernstig en duurzaam verstoorde relatie is dan ook geen sprake volgens de kantonrechter.
Geestelijk klimaat en menselijke maat
Hoewel de kantonrechter overweegt dat de koster ook zelf heeft bijgedragen aan het ontstaan van het conflict door zijn manier van communiceren, is dat niet meer dan een bijdrage, terwijl de kerk daaraan zelf in overwegende mate debet is. Het kan de kerkenraad, die de kerk in deze vertegenwoordigt, als uitgangspunt uiteraard niet verweten worden dat hij zijn besluit om de arbeidsovereenkomst te wijzigen heeft gebaseerd op een duidelijk verkeerd juridisch advies, maar wel dat hij het meningsverschil heeft laten escaleren tot een arbeidsconflict. De koster is immers niet alleen een werknemer, maar ook pastorant die aan de geestelijke zorg van de kerkenraad is toevertrouwd. Het vonnis schetst een beeld dat de kerkenraad zijn pastorale taak heeft verwaarloosd door zich te focussen op de arbeidsrechtelijke verhoudingen. Dat blijkt als de kerkenraad niet adequaat reageert op de ziekmelding in juli 2022 wegens psychische klachten, het advies van de bedrijfsarts in augustus 2022 om mediation in te zetten niet opvolgt en vervolgens in september 2022 zelfs dreigt met juridische procedures als de koster niet instemt met het wijzigen van zijn arbeidsovereenkomst alsmede door de schriftelijke waarschuwing en het tot tweemaal toe eenzijdig communiceren over de koster met de gemeenteleden. Daaruit blijkt dat de kerkenraad het geestelijk klimaat en de menselijke maat uit het oog verloren is. De kerkenraad lijkt het gedrag van de koster vooral vanuit een arbeidsrechtelijk perspectief te hebben beoordeeld. Daardoor heeft de kerkenraad de standpunten van de koster verkeerd geïnterpreteerd en heeft hij onhandig geopereerd. Dit laatste is ongetwijfeld het gevolg van het verkeerde advies en de wijze van optreden van zijn gemachtigde, maar dat komt ook mede voort uit het onvoldoende bewaken van de balans tussen de rol van werkgever en geestelijk leidinggevende. Vanuit pastoraal oogpunt had het signaal van de ziekmelding in juli 2022 tot herbezinning moeten leiden over de wijze waarop de kerkenraad zich opstelde tegenover de koster; immers, een werknemer in de kerk heeft niet alleen recht op een veilige werkplek, maar ook recht op een veilige kerkgemeenschap. Daarvan is niet zonder meer sprake als een koster zich ziek meldt met stressklachten ten gevolge van onenigheid over zijn rechtspositie. En zeker, dat is altijd balanceren tussen verschillende rollen van werkgever en pastoraat, maar ook dat behoort tot de verantwoordelijkheid van de kerkenraad. Zo had de kerkenraad bijvoorbeeld eenvoudig een second opinion kunnen vragen over zijn ingenomen juridische standpunt toen bleek dat zijn eigen gemachtigde en de gemachtigde van de koster niet tot overeenstemming kwamen. Dat zou hoogstwaarschijnlijk duidelijk hebben gemaakt dat de kerkenraad op het verkeerde spoor zat waardoor de controverse vermoedelijk eerder zou zijn opgelost. Als er arbeidsrechtelijke problemen zijn, ontslaat dit de kerkenraad van de plicht niet om, voor zover het van hem afhangt, te voorkomen dat de onderlinge relaties daardoor verstoord raken. Dat vraagt om wijsheid, pastorale bewogenheid en extra zorgvuldigheid van de kerkenraad om zijn werknemer, die ook zijn pastorant is, een voldoende mate van rechtsbescherming en veiligheid te bieden. Daarom is deze uitspraak van de kantonrechter leerzaam voor kerkenraden die ook werkgever zijn.
Reactie toevoegen