Naar aanleiding van de blogs ‘Eigenmachtig optreden’ en 'Declaratoir' kwam er enkele weken na publicatie onverwachts een schriftelijke reactie waarin geprobeerd wordt het besluit van 5 juli 2023 van de Particuliere Synode van het Westen van de Christelijke Gereformeerde Kerken om zelf de samenwerkingsgemeente van Hilversum te vermanen  als kerkrechtelijk juist en aanvaardbaar te rechtvaardigen. De kerkrechtelijke onderbouwing overtuigt echter niet. De gegeven uitleg bevestigt juist dat de handelswijze van De PSvhW in strijd is met de beginselen van gereformeerd kerkrecht, omdat zij erop gericht is de vermaning van Hilversum af te dwingen. Daarmee maakt zij gebruik van het kerkrecht met een ander doel dan waarvoor het bedoeld is. De PSvhW gebruikt namelijk het kerkrecht als handhavingsrecht in plaats van vredesrecht. 

 

Aanleiding en Motief

Directe aanleiding voor het besluit van de PSvhW om Hilversum zelf te vermanen was de brief van de kerkenraden Urk-Maranatha, Nunspeet en Ouderkerk a/d Amstel. Kern daarvan was dat deze drie kerkenraden grote zorgen hebben over de voortgang van het kerkelijke leven en het voortbestaan van het kerkverband. De schrijver van de reactie wijst in dit verband op de CGKN Hilversum die een besluit heeft genomen tegen de orde van de kerken in; een inbreuk op artikel 87 K.O.. Ook heeft Hilversum een toegewezen appèl door de classis genegeerd. Daarop heeft de classis geweigerd Hilversum te vermanen ondanks dat de PSvhW in tweetal toegewezen appèls heeft uitgesproken dat de classis Amsterdam Hilversum zou moeten vermanen. Weliswaar heeft de classis Amsterdam tegen de uitspraken van de PSvhW appèl ingesteld bij de Generale Synode, maar die appèls hebben geen opschortende werking, wat betekent dat de classis Amsterdam Hilversum zou moeten vermanen ondanks dat de classis Amsterdam het met de appèl besluiten van de PSvhW oneens is en ondanks de mogelijkheid dat de Generale Synode de bezwaren van de classis Amsterdam tegen de PSvhW-appelbesluiten gegrond kan verklaren. Voor de drie kerkenraden  is het onduidelijk of en op welke wijze de band met een aantal kerken van de classis Amsterdam nog functioneert. Om die band te kunnen beleven zou het vertrouwen noodzakelijk zijn dat alle kerkenraden zich con amore voegen naar en houden aan alles wat de kerken gezamenlijk hebben besloten én dat in de classes het onderlinge toezicht hierop functioneert (artt. 31, 41, 44 en 87 K.O.). Verder blijkt dat het motief van de PSvhW om haar besluit van 5 juli is, dat een Particuliere Synode, bij het hardnekkig niet-nakomen van appèl besluiten door de kerkenraad van Hilversum en de classis Amsterdam, het recht en de plicht hebben om in te grijpen. 

 

Uitspraak Bouwman

In de reactie wordt verder gerefereerd aan een uitspraak van wijlen prof. H. Bouwman die stelde dat ‘de macht van de synode, in wettige vergadering bijeengekomen, is in bepaalde gevallen ook grooter dan die van een enkele kerk. Zelfs kan — zooals Voetius verklaart 2) — in geval een plaatselijke kerk en haar kerkeraad slecht bestuurd wordt of in geval van hooger beroep op de synode, of in geval die zaak op de classis of de synode overgebracht wordt de excommunicatie toekomen aan de classis of de synode. Zij kan in een bepaald geval, wanneer aan haar langs organischen weg de beslissing is overgegeven, de uitvoering van het besluit overlaten aan de plaatselijke of aan de mindere ver­gadering, of ook, zoo dit niet mogelijk of niet wenschelijk is, zelve tot de uitvoering van haar vonnis overgaan’. Daarmee wordt het ingrijpen van de PSvW gelegitimeerd dat een meerdere vergadering bevoegd zou zijn een kerkenraad uit het kerkverband te zetten door haar eigen vonnis zelf ten uitvoer te leggen. Bovendien wordt beargumenteerd dat de PSvhW op 5 juli 2023 helemaal geen nieuw besluit zou hebben genomen, maar in lijn met haar eerdere besluiten gezegd dat als de kerkelijke rechtsgang geblokkeerd wordt dan zou de PSvhW de taak hebben haar eerder genomen besluit niet door de classis Amsterdam, die immers het besluit van 29 juni 2022 niet wil uitvoeren, dan maar zelf uit te voeren. Daarmee zijn drie argumenten gegeven; ten eerste is een Particuliere Synode bevoegd haar besluiten zelf uit te voeren als de uitvoering niet mogelijk is voor een mindere vergadering zoals bijvoorbeeld de classis. Ten tweede voert de PSvhW alleen haar eerder genomen besluit van 29 juni 2022 uit, en ten derde is het besluit van 5 juli 2023 geen nieuw besluit maar een vervolgbesluit. Deze drie argumenten zijn op zichzelf als in onderling verband kerkrechtelijk onhoudbaar. 

 

Orde van de kerk

De PSvhW heeft geen bevoegdheid om in te grijpen als de classis Amsterdam geen uitvoering geeft aan de appelbesluiten. De orde in de kerk is van een andere aard dan de orde in de seculiere maatschappij. Het kerkrecht is geen rechtsorde die te vergelijken is met het statelijke recht, zoals bijvoorbeeld de Nederlandse rechtsorde. De wereldlijke rechtsorde betreft een maatschappelijke orde die is gebaseerd op het recht waarbij de rechtsregels door de rechtspraak worden bewaakt. Kenmerkend is daarbij dat de overheid de rechtsregels uitvaardigt en de macht en bevoegdheid heeft de rechtsregels te handhaven. Daartoe heeft zij zelfs het geweldsmonopolie, de zogenaamde zwaardmacht. Waar in de wereldlijke rechtsorde de handhaving van het recht centraal staat om op die manier de maatschappelijke orde te waarborgen, kent het kerkelijk recht een dergelijke rechterlijke macht niet. Waar naar wereldlijk recht de nakoming van de wet door de overheid kan worden afgedwongen en nakoming van overeenkomsten doorgaans door contractspartijen kan worden afgedwongen bij de rechter, komen die mogelijkheden in het kerkrecht niet voor. Dat ook in het bewustzijn van kerkmensen de handhaving van het recht door gebruikmaking van dwangmiddelen sterk aanwezig is, zou kunnen verklaren waarom een beweging als Christelijk Gereformeerd Beraad en Bewaar het Pand inzetten op de handhaving van kerkelijke besluiten desnoods met gebruikmaking van dwang(middelen). Echter, kerkrecht richt zich niet op het handhaven van de orde zoals in de maatschappij dat het geval is, maar zij richt zich op het bevorderen van de vrede, zoals ook Paulus zegt. Kerkrecht is van andere orde dan het wereldlijk recht.

 

Christocratie

Dat er in het kerkrecht geen dwangmiddelen zijn om nakoming van het kerkrecht en de op het kerkrecht gebaseerde besluiten af te dwingen, kan als onbevredigend en misschien zelfs als onveilig worden ervaren. Desondanks is dat geen reden om concessies te doen aan het uitgangspunt dat het kerkrecht niet-afdwingbaar recht is. Dat uitgangspunt vindt zijn grond in het feit dat de kerken en het kerkverband niet van mensen zijn, door hen wordt geregeerd, maar kerken en het kerkverband het lichaam van Christus zijn; de kerken worden uitsluitend gedomineerd door haar Heer en zij vormen in die zin een christocratie. Deze christocratie kenmerkt zich doordat de regering van de kerk door ambtsdragers wordt vormgegeven. In zijn uitleg van de Nederlandse geloofsbelijdenis begint  professor Hovius in zijn commentaar, met verwijzing naar de artikelen 27, 29, 31 en 32 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, met het feit dat Christus de eeuwige koning, de enige algemene bisschop, het enige hoofd en de enige meester van de kerk genoemd wordt. Artikel 30 NGB, zo vervolgt Hovius, handelt over de regering van de kerk. Hij wijst er daarbij op dat de regeerders, de gezagsdragers van de kerk, predikanten, ouderlingen en diakenen zijn; en deze ambtsdragers ontvangen hun roeping doordat zij door de gemeente daartoe worden verkozen. Hovius leert dat de Nederlandse Geloofsbelijdenis de grondtrekken geeft van de Schriftuurlijke Kerkregering. Die grondtrekken, aldus Hovius, doen recht aan het allesbeheersend beginsel van het Koningschap van Christus over Zijn kerk, zij doet recht aan een bestuurswijze, een kerkinrichting, waarin Gods Woord de alleenheerschappij voert met uitsluiting van hiërarchie enerzijds en anarchie anderzijds, schriftuurlijke lijnen voor de zichtbare bouw van de geestelijke tempel, ter voldoening aan de opdracht van de hemelse Bouwmeester gegeven. De regering van de kerk bestaat uit door hun plaatselijke gemeente verkozen ambtsdragers. Dit sluit aan op de opvatting van professor Greijdanus, die ook leerde dat de Heer slechts plaatselijk georganiseerde of ambtelijk ingerichte kerken gaf, die onderling ten aanzien van elkaar, onafhankelijk en zelfstandig zijn. Elke plaatselijke kerk heeft de macht van leervaststelling, die van regering of bestuur, en die van tuchtoefening. Zij behoudt die macht ook als zij met andere kerken in correspondentie of verband treedt, en al treft zij met deze dan een regeling omtrent de uitoefening van die macht. Door het aangaan van verband met andere kerken verliest zij haar drievoudige macht niet, doet zij geen afstand van die macht, draagt die macht niet onvoorwaardelijk over aan haar afgevaardigden naar de meerdere kerkelijke vergadering en daarmee aan die meerdere vergadering. Daarbij merkt Greijdanus verder op dat deze zelfstandige kerken een afspraak maken inzake de uitoefening en de wijze van uitoefening van die drieërlei macht: ‘Zo namelijk, dat zij met die andere kerken afspreekt, zich van afzonderlijke leervaststelling te onthouden, maar deze aan de synode over te laten, met behoud evenwel van het recht tot eigen beoordeling inzake overeenstemming met Gods Woord, overeenkomstig artikel 31 K.O. Ook laat zij de bestuursregeling van het samenleven van de kerken aan de meerdere vergaderingen over, zonder echter ook daarbij eigen oordeel en zelfstandigheid prijs te geven, eenvoudigweg omdat de Heer alleen plaatselijk georganiseerde of ambtelijk ingerichte, dat is met enkel plaatselijke ambten of ambtsdragers voorziene, kerken gaf, die onderling ten aanzien van elkaar, onafhankelijk en zelfstandig zijn, zodat de ene kerk uit zichzelf niets te zeggen heeft over de andere kerk, en de ambtsdragers van de ene kerk alleen daar ambtsbevoegdheid hebben. Daarmee is voldoende beargumenteerd wat het belang is van het beginsel van gereformeerd kerkrecht zoals dat is vastgelegd in artikel 85 K.O. De kerken binnen het kerkverband zijn zelfstandige kerken; zij hebben over elkaar geen gezag en mogen niet over elkaar heersen. Dit heeft ook gevolgen voor de kerkelijke vergaderingen, zoals classis en particuliere synode. Zij zijn immers vergaderingen van kerken. Een vergadering van kerken bijeen in de particuliere synode kan daarom niet heersen over een vergadering van kerken bijeen in een classis. Dat is fundamenteel voor de kerkregering, zoals de Nederlandse geloofsbelijdenis daarover spreekt en zoals die belijdenis ook is verwerkt in de kerkorde. En daarmee is ook de argumentatie van prof. H Bouwman, waarop de schrijver zich beroept, niet argumentatief voor het handelen van de PSvhW. Immers, als kerken bij elkaar komen, kan er geen grotere macht ontstaan. Die grotere macht zou immers betekenen dat plaatselijke zelfstandige kerken toch macht zouden uitoefenen over die plaatselijke zelfstandige kerken, terwijl dat, zoals hiervoor uiteengezet, zich niet verdraagt met de kerkregering zoals die beleden wordt in de Nederlandse geloofsbelijdenis en toegelicht door Hovius.

 

Niet zelf uitvoeren

Nu beargumenteerd is dat het beroep op Bouwman ter verdediging van het handelen van de PSvhW geen stand houdt, valt ook het tweede argument weg. Dat de PSvhW niet slechts een eerder door haarzelf genomen besluit uitvoert, maar een nieuw besluit heeft genomen, blijkt uit de aard van het PSvhW-besluit van 29 juni 2022; dat appèlbesluit betreft namelijk een besluit waarbij de PSvhW optreedt in haar hoedanigheid van appèlinstantie. In die hoedanigheid oordeelde de PSvhW destijds uitsluitend over de vraag of het appèl van appellanten wel- of niet- ontvankelijk, gegrond of ongegrond is; de appèlinstantie stelt daarmee uitsluitend de kerkrechtelijke status van het appèl vast. Zij doet daarmee met andere woorden een declaratoire uitspraak. Dat blijkt ook uit het appèlbesluit van 29 juni 2022. Het besluit luidt, voor zover van belang: 

 

1. de appèls van Nunspeet, Urk-Maranatha en Ouderkerk aan de Amstel toe te kennen;

2.classis Amsterdam op te roepen overeenkomstig het vigerende kerkrecht de CGKv Hilversum aan te spreken (in de zin van ernstig vermaan) op het feit dat zij nog altijd afwijkt  van de synodale uitspraken en daarmee zondigt ten diepste tegen de liefde, de kerkelijke eenheid op het spel zet, zichzelf censurabel gedraagt en haar op te roepen hiervan terug te keren;

 

In besluit 1 worden de appèls van de drie kerkenraden toegekend, wat uiteraard niets anders is dan dat de PSvhW de appèls gegrond heeft verklaard, overeenkomstig artikel 9 lid 8 IRRA. In besluit 2 wordt de classis van Amsterdam opgeroepen om Hilversum aan te spreken. Geen van beide besluiten bevat onderdelen die uitvoerbaar zijn door de PSvhW zelf.  En dat is ook kerkrechtelijk zuiver. In het gereformeerd kerkrecht is het uitgangspunt immers dat kerken geen heerschappij over elkaar voeren. En dit principe is, zoals wijlen dr. Lonkuyzen het noemde, de hoeksteen van ons kerkrecht. Geen heerschappij dus, wat wil zeggen: niet als heer over elkaar optreden. Besluit een mindere vergadering verkeerd, dan moet deze gedrongen worden het besluit zelf te veranderen, aldus wijlen professor Rutgers; let wel: gedrongen, niet gedwongen. Niet voor niets dat naar gereformeerd kerkrecht een appèlinstantie een besluit van een mindere vergadering, zoals een classis, nooit vernietigt. Immers, bij vernietiging van een besluit door een appèlinstantie zou het oorspronkelijke besluit van een mindere vergadering, zoals een classis, met terugwerkende kracht teniet gaan. Daarmee zou het oorspronkelijke besluit niet meer bestaan. Het is een principiële keuze in het gereformeerde kerkrecht om geen bevoegdheid aan een meerdere vergadering als appèlinstantie te geven om een primair besluit te vernietigen. En hoewel vanuit het perspectief van de drie bezwaarde kerkenraden het door de PSvhW toegewezen appèl betekent dat de classis Amsterdam alsnog de kerk van Hilversum zou moeten vermanen, betekent dat niet dat de classis Amsterdam daartoe gedwongen mag worden. Of, om met professor Rutgers te spreken: vernietiging van besluiten behoort in het Gereformeerde kerkrecht niet thuis. Als naar gereformeerd kerkrecht een meerdere vergadering geen bevoegdheid toekomt om een besluit van een mindere vergadering te vernietigen, komt een meerdere vergadering ook geen bevoegdheid toe  om haar appèlbesluiten zelf uit te voeren. De uitvoering van een appèlbesluit door een meerdere vergadering heeft dan hetzelfde resultaat, namelijk dat de mindere vergadering niet zelf ervoor kiest haar besluit te veranderen. En dat betekent dat de meerdere vergadering heerschappij voert over de mindere vergadering, wat in strijd is met het in artikel 85 K.O. neergelegde beginsel van gereformeerd kerkrecht. De conclusie moet dan ook zijn dat het naar gereformeerd kerkrecht niet mogelijk is dat de PSvhW een appèlbesluit zelf uitvoert. Het door de PSvhW zelf uitvoeren van haar appèlbesluit is niet anders dan hiërarchisch handelen, wat in strijd is met art 85 KO.

 

Nieuw besluit

Nu gebleken is dat het kerkrechtelijk niet mogelijk is voor de PSvhW haar eigen appèlbesluit uit te voeren, valt ook niet vol te houden dat de PSvhW op 5 juli 2023 geen nieuw besluit heeft genomen, maar slechts een vervolgbesluit. Dat het een besluit betreft dat volgt op een eerder besluit of in de lijn ligt met een eerder genomen besluit, sluit uiteraard niet uit dat het opvolgende besluit een nieuw besluit is; integendeel, het ligt voor de hand dat het besluit dat volgt op een eerder besluit ook als een primair besluit moet worden beschouwd. Bovendien wordt in bovengenoemde schriftelijke reactie het begrip ‘vervolgbesluit’ geïntroduceerd, terwijl dat begrip niet in de kerkorde of in de Integrale Regeling voor de Revisie- en Appelprocedure, IRRA, voorkomt.  Dat in dit geval gewoon sprake is van een primair besluit, blijkt uit de besluittekst van het PSvhW-besluit van 5 juli 2023. Het besluit van 5 juli 2023 houdt, voor zover van belang, in:

 

ingevolge art. 10.5 van de Integrale Regeling voor de Revisie- en Appelprocedure (bijlage 1.29 bij art. 31 KO) zelf uitvoering te geven aan het appèlbesluit van 29 juni 2022, door de kerkenraad van de CGKv Hilversum overeenkomstig het vigerende kerkrecht aan te spreken (in de zin van ernstig vermaan) op het feit dat zij nog altijd afwijkt van de synodale uitspraken en daarmee zondigt ten diepste tegen de liefde, de kerkelijke eenheid op het spel zet, zichzelf censurabel gedraagt en haar op te roepen hiervan terug te keren;

 

Het staat vast dat dit besluit wel volgt op het eerdere besluit van 29 juni 2022 van de PSvhW, maar niet hetzelfde besluit is; het besluit van 5 juli 2023 van de PSvhW gaat weliswaar over hetzelfde onderwerp, het vermaan van Hilversum, maar betreft toch een heel ander inhoudelijk besluit dan het besluit van 29 juni 2022. Het besluit van 29 juni 2022 betrof een oproep aan de classis om, als classis Amsterdam, de kerk van Hilversum te vermanen, terwijl het besluit van 5 juli 2023 uitspreekt dat de PSvhW zelf uitvoering geeft aan het appèlbesluit van 29 juni 2002 door de kerkenraad van Hilversum te vermanen. Dat is echt iets heel anders dan wat de PSvhW op 29 juni 2022 heeft uitgesproken. Bovendien betrof het besluit van 29 juni 2022 een appèlbesluit waarbij de PSvhW fungeerde als appèlinstantie, terwijl de PSvhW op 5 juli 2023 niet als appèlinstantie fungeerde, omdat het appèl, waarop het appèlbesluit van 29 juni 2022 zag, al een jaar eerder door de PSvhW was afgehandeld. Op 5 juli 2023 lag dus geen appèlschrift ter beoordeling, maar werd een noodkreet van drie kerkenraden besproken. Van een heropening van het appèl door de PSvhW, naar aanleiding van de brief van de drie kerkenraden, blijkt ook niets. 

 

Vervolgbesluit is besluit

Daarmee houdt de stelling geen stand dat er geen sprake zou zijn van nieuw besluit, omdat er sprake zou zijn van een vervolgbesluit en er daarom dus geen sprake zou kunnen zijn van een primair besluit. Volgens artikel 31 K.O. staat er immers revisie - en/of appèl open voor eenieder die door het besluit van een kerkelijke vergadering bezwaard is. In de IRRA wordt een besluit gedefinieerd als: een beslissing van een (meerdere) kerkelijke vergadering, die is vastgelegd in de notulen van die vergadering of in een besluitenlijst en/of schriftelijk is meegedeeld. Een primair besluit wordt gedefinieerd als: het oorspronkelijke besluit van een kerkelijke vergadering, dat voorwerp is van de revisie- of appèlprocedure. Blijkens de toelichting op de IRRA wordt met een primair besluit hetzelfde bedoeld zoals dat begrip in het Nederlands recht wordt gebruikt, namelijk om een onderscheid aan te brengen met een appèlbesluit. Een oorspronkelijk besluit is dus niets anders dan een nieuw besluit waarvan revisie kan worden gevraagd en/of waartegen appèl kan worden ingesteld. Daarbij doet het er niet toe dat in het ‘van oordeel’ duidelijk zou zijn gemaakt dat het geen primair besluit kan zijn, omdat de PSvhW slechts gevolg zou geven aan haar eerder genomen besluit, omdat de classis Amsterdam dat niet wenst te doen. Het is gewoon een nieuw, dat is een oorspronkelijk besluit, ongeacht de daaraan door de PSvhW gegeven kwalificatie. Ook een vervolgbesluit is een besluit dat, ex artikel 31 K.O., vatbaar is voor revisie en appèl. Dit wordt ook niet anders door een beroep te doen op artikel 10.5 IRRA. Het beroep op artikel 10.5 IRRA berust namelijk op een verkeerde lezing van dat artikel. In artikel 10 lid 5 IRRA staat namelijk niet dat de Particuliere Synode in plaats van de Classis mag handelen, maar er staat dat de Particuliere Synode doet wat de Classis had behoren te doen op het appèl tegen het primaire besluit. Zoals in het blog ‘Eigenmachtig handelen’ al uiteengezet, ziet artikel 10.5 IRRA op de situatie dat bijvoorbeeld een gemeentelid revisie vraagt van een kerkenraadsbesluit welk verzoek door de kerkenraad wordt afgewezen, ongegrond verklaard wordt. Daarop gaat dat gemeentelid in appèl bij de classis, die op haar beurt ook het appèl ongegrond verklaart. Vervolgens gaat het gemeentelid daarvan in appèl bij de Particuliere Synode die het appèl gegrond verklaart. Zonder artikel 10.5 IRRA zou dit betekenen dat de kwestie terugkomt op de classis die een nieuw besluit moet nemen, namelijk het alsnog gegrond verklaren van het appèl bij de classis. Daarna komt het besluit van de classis inzake gegrondverklaring na appèlbesluit weer bij de kerkenraad, die op zijn beurt zijn besluit zal moeten heroverwegen en een nieuw besluit moet nemen. Alleen de kerkenraad kan uitvoering geven aan de rechtsgevolgen van het door de Particuliere Synode gegrond verklaarde appèl, omdat hij immers het oorspronkelijke besluit heeft genomen. Deze route is uiteraard onnodig bureaucratisch; daarom is artikel 10.5 IRRA in het leven geroepen. Het artikel vereenvoudigt de appèlprocedure in die zin dat als, zoals in het voorbeeld, de Particuliere Synode een appèl op appel gegrond verklaart, zij ook bevoegd is om te besluiten, dat het appèl bij de classis alsnog gegrond is. Dat uiteindelijke resultaat houdt in dat de kerkenraad zijn besluit opnieuw zal moeten overwegen en tot een nieuw - en in de regel in lijn met het revisieverzoek - besluit moet komen. Daarmee begeeft artikel 10.5 IRRA zich ook binnen de grenzen van de kerkorde. Echter, uit artikel 10.5 IRRA valt op geen enkele wijze een bevoegdheid af te leiden dat een appèlinstantie zelf een appèlbesluit mag uitvoeren. Dat is in feite ook niet mogelijk omdat een appèlbesluit niet meer en anders inhoudt dan de uitspraak dat een appèl al dan niet gegrond wordt verklaard. Het heeft dus in ieder geval niets te maken met de uitvoering van het primaire besluit. 

 

Instrumentalistische benadering

De handelswijze van de PSvhW geeft blijk van een instrumentalistische benadering van haar vermaan wanneer zij constateert dat de CGKN Hilversum niet wordt aangesproken op het feit dat zij nog altijd afwijkt van de synodale uitspraken, in haar overwegingen opneemt dat zij in haar appèlbesluiten de classis Amsterdam zou hebben opgedragen een besluit te nemen om de kerkenraad van Hilversum te vermanen en van oordeel is de appèluitspraak van de partculiere synode bedoeld was om de orde en de eenheid van de kerken terug te brengen in de classis Amsterdam en de kerk van Hilversum, terwijl de discussie over vrouw en ambt nog gaande is en daarover diepgaande verschillen zijn waarover de Generale Synode zich nog moet gaan uitspreken over de hierover ingediende revisieverzoeken. In dit verband bevat de notitie ‘De kerk, het kerkverband en het aanvaarden van de geloofsbrieven’ van het deputaatschap Kerkorde en Kerkrecht behartenswaardige woorden. De deputaten schrijven terecht: “Gesprek over ongeordende wegen - op welk onderwerp dan ook - hoeft niet altijd en per definitie op vermaan uit te lopen. Dat werkwoord - op Bijbelse toonhoogte - is slechts aan de orde wanneer men Schriftuurlijk en confessioneel het rechte pad verlaat”. Ook wijzen deputaten erop dat ook bij het zich niet conformeren aan kerkelijke afspraken die Schrift en belijdenis raken vermaan uiterst behoedzaam dient te worden overwogen. In dat verband refereert de notitie naar een artikel uit Ambtelijk Contact van mei/juni 2019, ‘De eenheid bewaren, tussen fundamenteel en niet fundamenteel’ waarin ds H. de Bruijne pleit voor ‘het onderscheiden ‘tussen fundamenteel en niet fundamenteel’. Hij noemt als voorbeeld ‘zaken die in de belijdenis niet duidelijk vastgelegd zijn’. Als het gaat om die laatste zaken kan een ernstig gesprek dienstig zijn, maar komt het er uiteindelijk op aan elkaar te willen blijven dragen, en te tolereren dat het verschil er is. Hij schrijft in dat verband: ‘Tolerantie sluit kritiek en vermaan niet uit. Het is de kwestie van de (wellicht langdurige) pijn van het (mogelijk ingrijpende) meningsverschil te willen lijden en ook van biddend-volhardend de moeite willen nemen elkaar op betere gedachten te willen brengen’. In dat kader voegen deputaten in een voetnoot een belangrijke overweging toe, die de moeite van het lezen waard is en waarvan de essentie is dat de vraag of er binnen de gereformeerde hermeneutiek sprake kan zijn van verschillende Schriftuitleg op het punt van vrouw en ambt sinds 1998 nog open ligt. De synodes van 1998 en 2001 hebben bewust geen principiële veroordeling van het standpunt van de minderheid van de studiecommissie uitgesproken. Deze omstandigheden vragen om extra behoedzaamheid. 

 

Illusoir vermaan

Dat het frustrerend kan zijn voor onder andere de drie kerkenraden dat de classis Amsterdam en de CGKN Hilversum zich niet gedrongen voelen conform de appèlbesluiten te handelen, valt te begrijpen. Dat het een gevoel van onbehagen en onveiligheid kan geven, is invoelbaar, maar zij zijn geen redenen om desondanks te proberen nakoming van synodebesluiten af te dwingen. Daarmee wordt vermaan een instrument om de orde in de kerk te handhaven, waarbij het motief om te vermanen niet zozeer erop gericht is om de vrede in de kerken te bevorderen, maar om kerken binnen het kerkverband te dwingen zich aan synodebesluiten te onderwerpen. Daarmee maakt de PSvhW in feite het kerkelijk vermaan illusoir, omdat zij vermaan gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het bedoeld is. Deze handelswijze bevordert de vrede niet, maar creëert wanorde wat niet de bedoeling kan zijn, want onze God is geen God van wanorde, maar van vrede.

 

 

Subscribe for updates on all content.

Protected by Spam Master

Reactie toevoegen

Beperkte HTML

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd> <h2 id> <h3 id> <h4 id> <h5 id> <h6 id>
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
Protected by Spam Master

Reactie toevoegen

Beperkte HTML

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd> <h2 id> <h3 id> <h4 id> <h5 id> <h6 id>
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
Protected by Spam Master