
In een twitterdiscussie, naar aanleiding van het blog ‘Rechtsstaat in geding’, reageerde Dirk-Jan de Jeu op het blog op nadrukkelijk verzoek van een andere twitteraar, Jan Willem Ploeg. De Jeu vindt het een eenzijdig blog, gebaseerd op emotionele uitspraken van Wilders, in een politieke context waarin Wilders onrecht is aangedaan. Bovendien heeft Wilders alleen maar kritiek op de rechtsstaat omdat de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid niet zouden zijn gewaarborgd. Er moet kritiek kunnen worden geleverd op de kwaliteit van de rechtsstaat. Bovendien wordt in het blog niet teruggegrepen op de statuten of de onafhankelijkheidsverklaring en het verkiezingsprogramma waarin juist wordt aangegeven dat hij de rechtsstaat wil herstellen. Ook sluit Wilders helemaal geen mensen uit maar hekelt hij de kern van het islamitische geloof en uitingen daarvan die hij als grootste bedreiging ziet van de rechtsstaat. Bovendien zou het blog voorbijgaan aan het feit dat in de Tweede Kamer alles gezegd moet kunnen worden zonder last of ruggespraak zodat ook de fundamenten van het islamitisch geloof ter discussie kunnen worden gesteld als je overtuigd bent dat het een bedreiging is voor de rechtsstaat.
Aantoonbaar ondermijnen
De bezwaren overtuigen niet. Van opzwepende retoriek blijkt niet, wel van controleerbare feiten die aantonen dat de PVV de rechtsstaat ondermijnt en afwijst. Wilders zijn kritiek op de rechtsstaat is geen kritiek op het niet goed functioneren. Juist omdat de rechtspraak goed functioneert, is het mogelijk om ook Wilders zelf te veroordelen voor strafbare feiten, zoals dat is gebeurd. En juist daarop heeft Wilders kritiek. Dat Wilders de rechtspraak niet op basis van feiten en omstandigheden bekritiseert, blijkt bijvoorbeeld uit zijn uitspraak uit 2010 als hij zegt dat ’miljoenen mensen terecht geen vertrouwen meer hebben in de rechterlijke macht, mocht het in het proces tegen hem komen tot een veroordeling’. Over deze opmerking merkte de toenmalige president van de Hoge Raad in 2010 in een tv-programma op dat dergelijke opmerkingen zeer ondermijnend zijn voor de rechterlijke macht. Dat Wilders geen daadwerkelijke inhoudelijke bezwaren heeft, maar louter de rechtspraak verdacht wil maken, blijkt verder ook uit de Algemene Beschouwingen van 2020. Daarin begon Wilders bijvoorbeeld zijn bijdrage met op te merken dat zijn strafzaak een politiek proces was. Dit in strijd met de waarheid. Op 4 september 2020 veroordeelde het gerechtshof Den Haag Wilders namelijk wegens groepsbelediging. In dat arrest concludeerde het gerechtshof, na een uitvoerige motivering: “dat er onmiskenbaar politieke aspecten aan deze zaak kleven, maar dat maakt nog niet dat sprake is van een ‘politiek proces’, of van een politiek vraagstuk dat niet aan de strafrechter mag worden voorgelegd. Het hof merkt op dat in deze procedure niet een politieke partij terecht staat of een partijprogramma ter beoordeling is voorgelegd. Het gaat hier om uitlatingen die de verdachte worden verweten. Het is aan de strafrechter om aan de hand van de tenlastelegging te oordelen of de uitlatingen van een verdachte, in dit geval een politicus, bewezen verklaard kunnen worden en strafbaar zijn. Schending van de trias politica is naar het oordeel van het hof dan ook niet aan de orde”. En daarmee is aangetoond dat van serieuze systeemkritiek op de rechtspraak geen sprake is en dat zijn intenties ook geen blijk geven van het aan de willen kaak stellen van misstanden binnen de rechtspraak, maar dat zijn bedoelingen kennelijk erop gericht zijn de rechterlijke macht te ondermijnen door haar verdacht te maken en onterecht te beschuldigen. Ter aanvulling hierop: in diezelfde Algemene Beschouwingen fulmineert hij tegen ‘s Hofs beslissing dat de gebruikte term ‘ras’ ook Marokkanen kan betreffen. Marokkanen, in de zin van de artikelen 137c en 137d Sr, “verwijst naar de in het IVUR opgenomen kenmerken ‘afkomst’, ‘nationale afstamming’ of ‘etnische afstamming’ en derhalve – anders dan de verdediging heeft betoogd – valt onder het begrip ‘ras’ als bedoeld in die artikelen”, aldus het gerechtshof. Vervolgens keert hij zich in de Tweede Kamer in zijn bijdrage tegen de uitspraak van de rechter zonder de context weer te geven waarin het begrip ‘ras’ werd gebruikt, namelijk in verband met de kwalificatie van een strafbaar feit. Door louter en alleen te stellen dat het hof Marokkanen ten onrechte als ras heeft aangemerkt zonder de daarbij gebezigde argumentatie te vermelden, preekt Wilders voor eigen parochie. Dergelijk doelbewuste en ongenuanceerde diskwalificaties van een uitspraak van de rechter zijn ondermijnend, omdat zij argeloze burgers op het verkeerde been zetten waardoor zij kunnen twijfelen aan de betrouwbaarheid van de rechter.
Strafrechtelijke veroordeling
Dat Wilders zich schuldig heeft gemaakt aan strijd met de wet en de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat is ook een feit, omdat hij tot in hoogste instantie daartoe veroordeeld is. In dat kader overwoog de Hoge Raad: “Bij de beoordeling van de vraag of een uitlating onnodig grievend is, moet, als het gaat om een uitlating door een politicus in het kader van het publiek debat – het politieke debat daaronder begrepen – onder ogen worden gezien enerzijds het belang dat de betreffende politicus daadwerkelijk in staat moet zijn zaken van algemeen belang aan de orde te stellen ook als zijn uitlatingen kunnen kwetsen, choqueren of verontrusten, maar anderzijds ook de verantwoordelijkheid die de politicus in het publiek debat draagt om te voorkomen dat hij uitlatingen verspreidt die strijdig zijn met de wet en met de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat. Daarbij gaat het niet uitsluitend om uitlatingen die aanzetten tot haat of geweld of discriminatie maar ook om uitlatingen die aanzetten tot onverdraagzaamheid”. De Hoge Raad heeft de beslissing van het gerechtshof ook dit punt in stand gelaten. Tot op de dag van vandaag heeft Wilders geen spijt betuigt of anderszins laten blijken de uitspraken in zijn zaak te aanvaarden, integendeel.
Verhullend verzet
En daarmee is het ongeloofwaardig dat Wilders, als PVV, kritiek zou hebben op de rechtspraak, omdat de rechtsgelijkheid en de rechtszekerheid niet zouden zijn gewaarborgd, zodat het beroep van de PVV op haar onafhankelijkheidsverklaring niet meer dan een dekmantel is om haar verzet, tegen de democratische rechtsstaat, te verhullen. Dat wordt bevestigd door het wetsvoorstel van de leden Wilders en De Graaf betreffende het verbod van bepaalde islamitische uitingen. Daarvan heeft de Raad van State gezegd dat het onaanvaardbaar is. De PVV stelt in haar wetsvoorstel dat de islam moet worden beschouwd als een totalitaire veroveringsideologie die- om haar macht te vestigen- het gebruik van terreur en geweld niet schuwt. Daarover zegt de Raad van State dat “de voorgestelde definitiebepaling tot gevolg heeft dat een wereldgodsdienst en daarmee samenhangend een gehele bevolkingsgroep- in strijd met vrijheid en gelijkheid- als ‘vijand van de vrijheid’ worden aangemerkt. Het van overheidswege ‘weg’ definiëren van een religie is echter onverenigbaar met de neutraliteit en terughoudendheid die overheidsorganen in acht dienen te nemen. De voorgestelde maatregel leidt ertoe dat aan een hele bevolkingsgroep op discriminatoire wijze de aanspraak op fundamentele vrijheidsrechten wordt onthouden. Daarmee is dit wetsvoorstel in strijd met de Grondwet. Daarnaast is het voorstel in strijd met het EVRM en het IVBPR- zoals de initiatiefnemers vermoedelijk onderschrijven gelet op de passage in de toelichting dat omwille van het wetsvoorstel een aantal internationale verdragen zal moeten worden opgezegd” En dit is niet het enige wetsvoorstel van de PVV.
Onverenigbaar voorstel
Op 19 februari 2019 dienden Wilders en Bosma van de PVV een wetsvoorstel in over de uitbreiding van de uitsluitingsgronden van het kiesrecht en het verbod op meervoudige nationaliteit bij ambtsdragers. De Raad van State overweegt over dit wetsvoorstel: “De Afdeling advisering van de Raad van State wijst op de onverenigbaarheid van het voorstel met de uitgangspunten van de democratische rechtsstaat, zoals uitgewerkt in de Nederlandse Grondwet en verschillende verdragen. Het uitsluiten van personen van het kiesrecht op grond van het enkele feit dat zij een dubbele nationaliteit bezitten is in strijd met de in de Grondwet en verdragen vervatte discriminatieverboden. Dat is nog meer evident als van die andere nationaliteit geen afstand kan worden gedaan, zoals in het geval van de Marokkaanse nationaliteit. Het uitsluiten van bevolkingsgroepen met de Nederlandse nationaliteit van het politieke besluitvormingsproces, zonder op de individuele persoon toegespitste gronden, houdt in dat deze groepen als tweederangsburgers worden behandeld en creëert het risico dat zij zich gaan afkeren van de Nederlandse samenleving. Het tegengaan van mogelijke loyaliteitsconflicten kan deze uitsluiting niet rechtvaardigen, nu op geen enkele wijze is aangetoond dat het feit op zich dat iemand een dubbele nationaliteit heeft in negatieve zin verband houdt met zijn loyaliteit aan Nederland”. Het behoeft weinig betoog dat ook uit dit wetsvoorstel blijkt dat opnieuw voorstellen zijn gedaan, die onverenigbaar zijn met de uitgangspunten van de democratische rechtsstaat. Bovendien blijkt uit dit wetsvoorstel dat het zich bewust richt op individuele mensen, namelijk zij die een dubbele nationaliteit hebben, waarbij dit in het bijzonder de Marokkaanse bevolkingsgroep treft. Daarmee wordt gelogenstraft dat Wilders geen mensen zou uitsluiten, want dit wetsvoorstel doet dat expliciet wel. Bovendien bevatten zowel de onafhankelijkheidsverklaring als ook het verkiezingsprogramma allerlei onderwerpen die expliciet aansluiten op en overeenkomen met elementen uit de twee wetsvoorstellen die door de Raad van State als in strijd met de democratische rechtsorde worden beschouwd.
Waarschuwing tegen naïviteit
Zeker, vrijheid van meningsuiting biedt ruime mogelijkheden om te zeggen wat je vindt. Dat vindt de Hoge Raad ook, maar hij grenst die vrijheid ook voor politici af in zoverre de politicus in het publieke debat uitlatingen doet, die strijdig zijn met de wet en de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat. En Wilders zijn voorstellen zijn niet per ongeluk of door een gemaakte fout, maar opzettelijk, in strijd met de grondwet. Ook in de Tweede Kamer blijkt dat Wilders niet schuwt om uitspraken te doen die zich niet verdragen met de waarden die passen in een democratische rechtsstaat. Het heeft er dan ook de schijn van dat hij zijn parlementaire onschendbaarheid gebruikt om zijn boodschap over te brengen aan de Nederlandse bevolking. Uit dit alles blijkt dat van systeemkritiek in het geheel geen sprake is. De PVV gebruikt de democratische rechtsstaat om ondemocratische en niet-rechtsstatelijke doelen te realiseren. In de kritiek op de PVV en Wilders is geen sprake van eenzijdigheid, maar een op feiten gebaseerde waarschuwing tegen naïviteit, omdat de PVV mensen zand in de ogen strooit. De PVV huldigt opvattingen die in strijd zijn met de democratische rechtsstaat, haar leider is daarvoor zelfs strafrechtelijk veroordeeld. Het is een partij die daarmee zo ver afstaat van de waarden van onder andere de ChristenUnie, dat samenwerking met deze partij, ook provinciaal, naïef en onaanvaardbaar is. En daartegen kan niet vaak genoeg gewaarschuwd worden, hoe eenzijdig die waarschuwing misschien dan ook is.
Geheel eens
Geheel eens