Na meermalen in comité te hebben vergaderd over het voorstel van de commissie Toekomst Kerkverband, heeft het moderamen een oplegger daarover vrijgegeven. De mededeling van het moderamen, na het geheim overleg van 12 oktober 2024, dat de synode in beginsel een realistisch en hoopvol perspectief voor het kerkverband zou hebben gevonden, lijkt een hyperbool te zijn. Er lijkt geen sprake van een realistisch, laat staan van een hoopvol perspectief; als er al sprake is van een perspectief, is er eerder sprake van een somber perspectief. Door eerst te komen met een voorstel over het voortbestaan van het kerkverband, uitgaande van de huidige situatie, wordt de volgorde der dingen omgedraaid en daarmee een hypotheek gelegd op de behandeling van de revisieverzoeken betreffende het openstellen van de ambten.
Verkeerde kant
De commissie begint aan de verkeerde kant. Weliswaar stelt de commissie dat zij haar voorstel doet onder het voorbehoud dat de revisieverzoeken nog moeten worden behandeld, toch zijn commissievoorstellen uitsluitend gebaseerd op het scenario dat de huidige besluiten over vrouw en ambt gehandhaafd blijven. Het argument van de commissie daarvoor - het is de geldende situatie ook omdat in 1998 al is uitgesproken dat er geen ruimte is voor openstelling van de ambten - bevestigt dat. Doordat de commissie uitgaat van de hypothese dat de huidige synodebesluiten over de openstelling van de ambten gehandhaafd blijven, ligt daarin - bewust of onbewust - besloten, dan wel wordt de indruk gewekt, dat de revisieverzoeken door de synode ongegrond zullen worden verklaard. Het voorstel gaat namelijk uit van deze premisse. Dat blijkt onder andere uit de laatste alinea van de notitie als bijlage 1 bij de oplegger. Daarin schrijft de commissie zonder enige voorbehoud:
“(...) wanneer de synode deze derde weg niet realistisch acht daarmee het ‘interim-model’ waarschijnlijk niet uitvoerbaar is en de synode dan op andere wijze recht zal moeten doen aan de uitkomsten van het convent en de gegroeide situatie van de kerken. De synode van 2024 verplicht zich dan om kerken en classes duidelijkheid te bieden ten aanzien van de vraag of het Schriftgezag in het geding is bij een afwijken van het besluit rondom ‘vrouw en ambt’, of een afwijken van synodebesluiten past binnen het huidige kerkstelsel, en hoe tegen de achtergrond van de uitkomsten daarvan omgegaan moet worden met kerkenraden die afwijken van synodale besluiten.”
De commissie schrijft hier letterlijk dat, als haar voorstel van het ‘interim-model’ niet wordt aanvaard, dan de synode zich verplicht om duidelijkheid te bieden over de vraag of het Schriftgezag in het geding is bij afwijken van het besluit rondom ‘vrouw en ambt’ of een het afwijken van synodebesluiten past binnen het huidige kerkstelsel, en hoe tegen de achtergrond van de uitkomsten daarvan omgegaan moet worden met kerkenraden die afwijken van synodale besluiten. Immers, van een scheuring van het kerkverband kan realiter alleen sprake zijn als de huidige synodale besluiten gehandhaafd blijven en plaatselijke kerken zich daaraan, om des gewetenswil, niet kunnen en willen conformeren. Om die scheuring te voorkomen en toekomst te geven aan het kerkverband zou de commissie er goed aan gedaan hebben ideeën te ontwikkelen om aan die gewetensnood tegemoet te komen. Als de synode de revisieverzoeken gegrond verklaart, is er geen probleem, want dan is de openstelling van de ambten binnen het kerkverband aanvaard. Voor dat geval zijn er geen afwijkende kerkenraden en is er geen noodzaak voor vermaan of tucht of welk ander middel ook. Dat wil niet zeggen dat er ook dan geen gewetensbezwaren kunnen zijn van de zijde van degenen die tegen de openstelling van de ambten zijn, maar dat zal dan niet zozeer kerkrechtelijk van aard zijn, maar van inhoudelijke aard. Dat kan betekenen dat bezwaarden tegen openstelling van de ambten ervoor kiezen om het kerkverband te verlaten, maar dat is dan kerkrechtelijk gezien een vrije keuze. Er is dus in wezen alleen een problematische situatie als de huidige besluiten gehandhaafd blijven en plaatselijke kerken tot het kerkverband willen blijven behoren, maar die besluiten niet aanvaarden. Vroeg of laat leidt dat tot een kerkscheuring; willen de kerken die voorkomen, dan zal er een oplossing moeten worden gevonden die ruimte geeft om toch - mogelijk onder voorwaarden - te kunnen afwijken van het meerderheidsbesluit. Iets van een gedoogconstructie is dan onvermijdelijk. Daarbij moet worden opgemerkt dat de suggestie van de commissie dat de verdeeldheid binnen het kerkverband zich ook uitstrekt tot afwijking van het besluit over homoseksuele relaties, onterecht is, omdat die kwestie niet voorligt op de synode, maar nog minder oorzaak is van huidige verdeeldheid binnen het kerkverband; in ieder geval is dat van ondergeschikte betekenis gelet op het feit dat afwijking van dat besluit hooguit betrekking heeft op een enkele gemeente en dus een probleem van ondergeschikt belang is dat de kerken gezamenlijk in ieder geval niet per se in volle omvang raakt.
Werkvolgorde
De werkvolgorde klopt dus niet. Als serieus rekening wordt gehouden met de mogelijkheid dat revisieverzoeken gegrond kunnen zijn, wat een redelijk uitgangspunt is, is het nogal prematuur om, vooruitlopend op de uitkomsten daarvan, alvast een voorstel te doen dat ziet op de situatie dat de revisieverzoeken afgewezen zijn. Dat de synode in het geheim hierover meerdere malen al heeft gesproken, en delen van informatie niet vrijgegeven wordt, legt een hypotheek op de behandeling van de revisieverzoeken. Welk vertrouwen kunnen revisieverzoekers ontlenen aan de door de synode gevolgde werkwijze? Weinig; dat klemt temeer omdat de commissie uitvoerig ingaat op de oorzaken van het probleem en daarbij het standpunt van de minderheid in meer of mindere mate nogal karikaturaal weergeeft. Daarbij valt in het bijzonder op dat de commissie het minderheidsstandpunt beschrijft vanuit de scope van de cultuur. Laat nu net het bezwaar van de meerderheid tegen het minderheidsstandpunt zijn dat de minderheid bij de uitleg van de Bijbel de huidige culturele context doorslaggevend vindt, terwijl het minderheidsstandpunt niet beperkt is tot die scope, maar een veelheid van argumenten kent, waarbij lang niet alle argumenten, misschien wel grotendeels niet, de cultuur van doorslaggevende betekenis is. Dat maakt het commissievoorstel beladen en kwestieus.
In overeenstemming met de Bijbel
In het commissievoorstel wordt bovendien geen genuanceerde weergave gegeven van het minderheidsstandpunt door bijvoorbeeld de uitwerking daarvan door Gouda in zijn instructie aan de synode 2019 met verwijzing naar het boek van dr. Bert Loonstra, ‘Meedenken met Paulus’ of van recentere datum, ‘Geroepen tot de dienst’ van dr. Douwe Steensma, die zelfs tot de conclusie komt dat het huidige verbod dat vrouwen ambtsdrager mogen zijn, niet in overeenstemming is met wat de Bijbel leert. Volgens Steensma leert de Bijbel dat in Christus man en vrouw een gelijke gezagspositie mogen bekleden. Om dit duidelijk te maken worden talrijke Bijbelteksten en Bijbelse motieven besproken, zowel uit het Oude als het Nieuwe Testament.
Op grondige wijze stelt Steensma het meerderheidsstandpunt aan de kaak. In zijn epiloog schrijft Steensma onder andere:
“(...) Vrouwen hebben in het koninkrijk van God dezelfde status als mannen. Deze status houdt in dat zij ook in kerkelijke ambten werkzaam mogen zijn. Deze ambten zijn diensten waartoe diegenen die daartoe gaven hebben ontvangen, worden geroepen en aangesteld. Zo’n dienst wordt naast en in zekere zin tegenover de dienst van anderen in de gemeente verricht. Zij die hem verrichten, vormen – om met J.P. Versteeg te spreken – een duidelijk herkenbare groep en vinden bij de gelovigen erkenning. Ambtsdragers zorgen voor de gemeente, geven leiding aan andere diensten in haar midden en rusten de gelovigen toe voor werk in dienst van Christus.1 Zo wordt zijn lichaam opgebouwd (Ef. 4:12). Deze opbouw vindt plaats door dienende arbeid. Diakonia is dan ook hét woord in het Nieuwe Testament dat wordt gebruikt ter aanduiding van ambten. Het ambt geeft coördinerend en stimulerend leiding aan de gemeente door haar te dienen.(...)”
"(...)" Vooral teksten van Paulus over het zwijgen van vrouwen en het niet toestaan van hun deelname aan de onderlinge raadgeving (1 Kor. 14:34-35; 1 Tim. 2:11-14), hebben veel bijgedragen aan hun achterstelling in een groot deel van de christenheid. De invloed van deze teksten is buiten alle proporties gelet op hun theologische inhoud en toepasbaarheid. Deze teksten zijn namelijk toegespitst op specifieke omstandigheden. (...)”
“(...)Ter onderbouwing van zijn vermaan gebruikte Paulus gedachten die in zijn tijd geen enkele discussie opriepen: Adam is het eerst geschapen, en: ‘de vrouw’ werd verleid en overtrad het gebod. Deze beide gedachten hadden in 1 Timoteüs een concrete, epistolaire functie. Daarmee is niet gezegd dat de kerk vandaag daaraan voorbij kan gaan. Ze hebben nog steeds gezag. Beter gezegd: de bedoeling van deze gedachten heeft nog steeds gezag. Deze bedoeling was toen dat wanorde en dwaalleer moest worden tegengegaan. Misschien zou ook zelfs de letterlijke tekst van deze apostolische opmerkingen vandaag nog steeds een functie kunnen hebben. Voorstelbaar is dat de ‘argumentatie’ dat Adam het eerst is geschapen, tot op zekere hoogte zinvol zou kunnen zijn in een bepaalde context. Deze context zou kunnen zijn dat mannen hun taak in het koninkrijk van God verwaarlozen, geen functie in de kerk willen aanvaarden en alle kerkenwerk aan vrouwen overlaten. Fijntjes zouden zij erop gewezen kunnen worden dat God ‘de man’ als eerste heeft aangesproken en dat zij zich bewust moeten zijn van hun verantwoordelijkheid.”
“(...) De Geest schenkt drie soorten genadegaven. Er zijn gaven die betrekking hebben op (a) het woord van God: de verkondiging van het evangelie, profeteren, spreken in klanktaal, en het geven van onderwijs en pastorale troost en vermaan; (b) een bovennatuurlijke kracht, zoals het doen van wonderen en genezing, en (c) praktische hulp en het coördineren van diensten en activiteiten. Deze charismata worden zonder onderscheid naar sekse geschonken. Dit geldt ook voor de charismata die de basis vormen van leidinggevende functies (Ef. 4:7-13). Deze functies dienen de verzorging, bescherming en regering van de gemeente. Aan haar moet leiding worden gegeven als aan een huisgezin (vgl. 1 Tim. 3:5).(...)”
“(...)God heeft man en vrouw aan elkaar verbonden om gezamenlijk Hem te vertegenwoordigen op aarde. Zij vullen elkaar in deze taak aan. Zo mogen zij dat ook doen in de kerk van Christus. Wat God bij de schepping heeft gegeven en door de zondeval is verbroken, komt hier terug. In het lichaam van Christus kan het oog niet tegen de hand zeggen: ‘Ik heb je niet nodig’, en evenmin kan het hoofd tegen de voeten zeggen: ‘Ik heb jullie niet nodig’ (1 Kor. 12:21). Zowel mannen als vrouwen zijn geroepen hun gaven in te zetten tot opbouw van de gemeente van Christus, zodat deze gaven daadwerkelijk charismata zijn, dat wil zeggen: gaven die dienstbaar zijn aan de opbouw van de kerk.(..)”
Steensma concludeert vervolgens:
(...)Heel het getuigenis van de Schrift leert dat mannen en vrouwen samen hun taak in dit koninkrijk mogen én moeten uitvoeren. Deze gelijkheid qua gezag doet niets af van hun eigenheid. Een pleidooi voor deze gelijkheid is geen pleidooi voor de vervaging van de grens tussen man- of vrouw-zijn, maar wel een pleidooi voor gehoorzaamheid aan de Schrift.(...)”
“(...)Maar we doen er beter aan iets langer te luisteren naar het geheel van de Schrift, rekening houdend met de specifieke historische en culturele context van de teksten die ter discussie staan, dan zonder gedegen onderzoek vast te houden aan een praktijk die geen recht doet aan de Schrift, het werk van de Geest en de bedoeling van God ten aanzien van de verhouding tussen man en vrouw in zijn koninkrijk. (...)”
Dat zijn geen mis te verstane woorden: een praktijk die geen recht doet aan de Schrift, het werk van de Geest en de bedoeling van God ten aanzien van de verhouding tussen man en vrouw in zijn koninkrijk. Dit boek van Steensma krijgt veel te weinig aandacht, zelfs geen aandacht in het voorstel van de commissie en lijkt ook ter synode voor afgevaardigden geen rol te spelen. Zijn uitgebreide verantwoording vertolkt de Bijbelse legitimatie die de minderheid bedoelt; wellicht dat die minderheid niet, niet volledig, niet zo nauwgezet, exegetisch en hermeneutisch verantwoord als Steensma, haar standpunt steeds naar voren heeft proberen te brengen, maar het kan even zo goed zijn dat de meerderheid onvoldoende naar die minderheid heeft geluisterd of heeft willen luisteren en onvoldoende bij haar heeft doorgevraagd of heeft willen doorvragen wat die minderheid precies met haar standpunt bedoelt. Wie dat beseft, kan niet zomaar vooruitlopen op wat onvermijdelijk of onomkeerbaar lijkt, de handhaving van bestaande besluiten, maar zal met welwillendheid de revisieverzoeken tegemoet moeten treden en hen op hun inhoud beoordelen. Dan past het niet om nu reeds de mogelijkheid te verkennen om kerken in een strafbankje van de kerken te plaatsen, de interim-classis. Als deze mogelijkheid op voorhand als oplossing wordt gezien door de commissie gaat zij in wezen voorbij aan de aard, ernst en overtuiging van de minderheid dat openstelling van de ambten op de Schrift gebaseerd, verantwoord, wenselijk en noodzakelijk is.
Geen onoverkomelijke en principiële bezwaren
Het verrast dan ook dat dit voorstel meermalen in comité besproken door de synode kennelijk niet stuit op onoverkomelijke en principiële bezwaren. Weliswaar rept de commissie in haar oplegger wel over kritische geluiden en bezwaren, maar die zijn kennelijk niet van dusdanige aard dat haar voorstel als niet voldoende realistisch en hoopvol perspectief wordt gezien, gelet op het feit dat de oplegger door het moderamen aan de kerken en de media is vrijgegeven. Dat stemt tot bezorgdheid, omdat onduidelijk is welke waarborgen de synode biedt voor een grondige beoordeling van de revisieverzoeken. Daarin ligt namelijk de echte oplossing om de toekomst van het kerkverband te waarborgen, omdat die oplossing wanorde voorkomt, want onze God is geen God van wanorde, maar van vrede.
Reactie toevoegen