Naar aanleiding van het blog ‘Geheim Beraad' waarin kritiek wordt geleverd op het besluit van het moderamen om deels in comité te vergaderen, kwamen verschillende reacties. Een van de reacties was dat het blog te juridisch en te functioneel zou zijn, want een emotioneel beladen onderwerp raakt aan vertrouwelijkheid. Ook zou de keuze voor de bespreking over de toekomst van het kerkverband in comité te doen, verstandig zijn, omdat de publieke opinie afgevaardigden zouden kunnen weerhouden om zonder last en ruggespraak hun standpunten naar voren te brengen vanwege een loyaliteitsconflict met de achterban waartoe zij behoren. Afgevaardigden zouden daardoor geen uiting durven geven aan van hun achterban afwijkend standpunt. Daarnaast werd gesteld dat kerkleden ook helemaal niet hoeven te weten wat ter synode wordt besproken. Openbaarheid wordt eerder in algemene zin als onwenselijk getypeerd en inzake de bespreking over het voortbestaan van het kerkverband in het bijzonder.
Argumenten volstaan niet
Hoewel het redelijke argumenten lijken om over het voortbestaan van het kerkverband in comité te vergaderen, volstaan zij niet. Het argument dat de spanningen binnen het kerkverband over het voortbestaan van het kerkverband groot zijn en die de afgevaardigden en hun onderlinge verhoudingen zelf zouden raken en daarom aan comité-zaken raakt, schiet tekort. De kerkorde schrijft niet voor niets voor dat comité-zaken niet meer dan noodzakelijk moeten worden gehouden. Dat is geen te juridische en functionele benadering van het vraagstuk of het kerkrecht in algemene zin, maar een materieel toetsingscriterium dat bedoeld is om kerkrecht vredesrecht te laten zijn. Ogenschijnlijk lijkt dat uitgangspunt wellicht te pleiten voor comitévergaderingen als sprake is van beladen onderwerpen die emotioneel en gevoelig liggen, maar dat is niet zonder meer en zomaar het geval. Het toetsingscriterium beoogt juist om een afweging te maken, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, waaronder het belang van openbaarheid, die immers het uitgangspunt is en waarvan slechts in uitzonderlijke gevallen mag worden afgeweken.
Synode 1885
Het besluit dat behoort bij artikel 50 K.O. waarin is bepaald dat: “De synode heeft het recht in comité te vergaderen, doch zal van dat recht niet meer dan noodzakelijk is gebruik maken” dateert van 1885 zijnde de generale synode te Rotterdam. Uit de acta van deze synode blijkt dat er omtrent comitévergaderingen uiteenlopende opvattingen bestonden vanuit de verschillende provincies. De provincie Friesland stond op het standpunt dat niet-afgevaardigde predikanten en ouderlingen bij comitévergaderingen aanwezig mochten zijn, tenzij die personen onderwerp van gesprek zouden zijn. Bovendien was zij erop tegen dat de synode in geval van comité ook geheimhouding had tegenover haar lastgevers, tenzij de synode toestemming gaf om over het verhandelde comité mededelingen te doen aan een provinciale vergadering, zoals de synode van 1882 had besloten. De provincie Drenthe wilde ook af van dat besluit uit 1882. De provincie Gelderland wilde toestaan dat elke predikant en ouderling, ook al zijn ze niet afgevaardigd, de geheime zittingen mogen bijwonen. De provincie Zuid-Holland vond dat de vergadering zo min mogelijk in comité moet vergaderen. Uit de toelichting op de verschillende voorstellen blijkt dat de provincie Friesland in feite tegen comitévergaderingen is, omdat het ongereformeerd, een declassering van niet naar de synode afgevaardigde ambtsdragers is, maar ook in strijd met de kerkorde, omdat die uitgaat van een verantwoordingsplicht van de afgevaardigden tegenover hun lastgevers. Ook wordt gevreesd dat het tot verkeerde praktijken leidt, terwijl ook in comité geheimhouding niet gewaarborgd is, omdat aan zo’n geheim beraad teveel mensen meedoen. De provincie Drenthe wil vooral af van het besluit van de synode van 1882, terwijl Gelderland tegen het vergaderen in comité is, omdat het geen zin heeft, terwijl Zuid-Holland slechts wil waken tegen misbruik van gesloten vergaderingen en haar daarom zo min mogelijk wil houden. De conclusie van het debat is dat bijna niemand de onvoorwaardelijke opheffing van het vergaderen in comité wil. De meerderheid is het erover eens dat de Synode het recht heeft om geheime zittingen te houden. Er komen soms zulke gevoelige punten voor ter bespreking, dat het vergaderen in comité noodzakelijk is. Wel is het algemene oordeel dat het zo weinig mogelijk moet gebeuren. Daarop besluit de synode: “De Vergadering is van oordeel, dat zij het recht heeft om in comité te vergaderen. Evenwel oordeelt zij, dat er zoo weinig mogelijk gebruik van gemaakt moet worden”.
Tot een minimum beperkt
Hoewel het er op lijkt dat op de synode van 1885 de bezwaren tegen comitévergadering vooral werden ingegeven door de kennelijke overtuiging dat niet ter synode afgevaardigde ambtsdragers alles wat ter synode werd besproken moesten kunnen bijwonen en bovendien de lastgevers van de synode afgevaardigden, zijnde de provinciën, het recht zouden moeten hebben om te weten wat er in comité ter synode was besproken, is wel duidelijk dat comitévergaderingen tot een minimum moeten worden beperkt; zo weinig mogelijk. Zoals Professor Rutgers in zijn commentaar op artikel 50 K.O. naar voren bracht, dateert de publieke behandeling van zaken uit de twintigste eeuw. Vanaf toen werd het algemeen geaccepteerd dat synodevergaderingen openbaar zijn en kunnen worden bijgewoond door eenieder. Zoals in het vorige blog uiteengezet ligt die openbaarheid ook besloten in de aard van het presbyteriaal-synodaal kerkstelsel. Uit de beraadslagingen van de synode 1885 blijkt ook dat de synode zich sterk bewust was van het belang van openbaarheid van de synodevergaderingen. Tegelijkertijd blijkt de synode van 1885 toen ook al te beseffen dat uiterst terughoudendheid met uitzonderingen op de openbaarheid van de synodevergaderingen moet worden betracht.
Zonder last of ruggespraak
De synode van 1885 kwalificeert de mate van terughoudendheid ook door te spreken over dat ‘soms’ en ‘zulke tere zaken'; daaruit blijkt duidelijk dat niet elke gevoelige zaak in behandeling mag worden in comité. De woorden ‘soms’ en ‘zulke’ brengen tot uitdrukking dat het gaat om iets bij hoge uitzondering. Het gaat derhalve om specifieke gevoelige zaken die bij wijze van hoge uitzondering achter gesloten deuren behandeld moeten worden. Bovendien moet uit de aard van de zaak zelf blijken dat er sprake is van een kwestie die in het geheim moet worden behandeld. De argumenten van professor Selderhuis om de kwestie van het voortbestaan van het kerkverband in het geheim te bespreken voldoen daar bij lange na niet aan. Dat het onderwerp een emotioneel beladen punt is, is onvoldoende om in comité te vergaderen. De gevoeligheid van het onderwerp over het voortbestaan van het kerkverband is niet dusdanig dat een uitzondering zou moeten worden gemaakt op de openbaarheid. Daarvoor is redengevend dat het onderwerp niet op zichzelf staat, maar het een gevolg is van een ander gevoelig, misschien wel gevoeliger onderwerp, namelijk de kwestie van de openstelling van de ambten. Dat is het kernonderwerp dat allerlei andere kwesties oproept over kerk-zijn, Schriftuitleg en dus ook het voortbestaan van het kerkverband. De discussie over vrouw en ambt is een langlopende kwestie die de emoties soms hoog doen oplopen, maar is nooit in comité besproken. Datzelfde geldt voor alle andere aan het onderwerp vrouw en ambt verbonden kwesties. Ook de kwestie van het voortbestaan was soms, weliswaar zijdelings, op de vorige synode gesprek van onderwerp, hoewel geen officieel agendapunt, terwijl dat onderwerp nota bene directe aanleiding was voor het in april van dit jaar belegde convent. Hoewel het een officieuze vergadering betrof, namen alle plaatselijke kerken, op één na, deel aan dit convent. Ook in de media is het veel en breedvoerig besproken onderwerp zodat, ondanks de beladenheid van het onderwerp, het geen aangelegenheid is dat niet in de openbaarheid besproken kan worden, want het is gebleken dat het allang gebeurt. Het argument van Selderhuis zet de deur open om allerlei onderwerpen die gevoelig liggen in comité te gaan behandelen. Daarmee bestaat een reëel risico dat van lieverlee allerlei onderwerpen die gerelateerd zijn aan of verband houden met het voortbestaan van het kerkverband ook in comité worden behandeld. Het argument dat synode afgevaardigden bewust of onbewust de neiging hebben rekening te houden met het feit dat er mensen meekijken en daarom in comité moet worden vergaderd, voldoet niet aan het noodzakelijkheidscriterium; al helemaal niet als daaraan wordt toegevoegd dat het extra lastig is voor een afgevaardigde om open te zeggen wat hij wil, wanneer hij anders denkt dan de rest van de vleugel waartoe hij behoort of toe wordt gerekend. Dat argument is in tegenspraak met het principe en uitgangspunt dat afgevaardigden de kerken in het algemeen - zonder last of ruggespraak- vertegenwoordigen. Let wel, hoewel afgevaardigden door de kerken zijn afgevaardigd staan zij niet onder het gezag van die kerken ter synode; de afgevaardigden zijn daarbij bijeen in de naam van de Heer, onder wiens gezag zij staan en de enige aan wie zij eindverantwoording verschuldigd zijn. Toen de apostelen in Jeruzalem gevangen genomen waren en de hoge priester hen vroeg waarom zij het verbod overtraden om hun leer in Jeruzalem te verspreiden, antwoordde Petrus met de andere apostelen: ‘Men moet God meer gehoorzamen dan mensen’. Als de apostelen toentertijd, naar mag worden aangenomen, in een meer hachelijke situatie dan de afgevaardigden vandaag de dag, onverschrokken het Evangelie bleven verkondigen omdat het de opdracht van hun Heer was, mag dat toch ook minstens van de afgevaardigden ter synode worden verwacht. Ook zij dienen hun Heer en niet mensen. Dat is misschien niet per se gemakkelijk, soms zelfs heel lastig en ingewikkeld, maar geen reden om het niet te doen en al helemaal geen reden om het dan maar in het geheim te doen.
Openbaarheid bewaken
Uitgaande van Selderhuis zijn argumenten om het voortbestaan van het kerkverband in comité te bespreken is de conclusie dat kerkrechtelijke argumenten hierin geen rol lijken te spelen; er lijkt geen toets te hebben plaatsgevonden of het onderwerp noodzakelijkerwijs in comité zou moeten worden behandeld, maar het is de angst die in deze regeert. De angst voor de kerkelijke achterban, de angst voor het verkeerd begrepen worden en de angst voor beschadiging, zelfs blijvende beschadiging. Tegelijk lijkt het ingegeven door bezwaren tegen het live uitzenden van synodevergaderingen in het algemeen. Angst is echter een slechte raadgever. Angst is vaak gebaseerd op suggesties, aannames en vermoedens, want het ontbreekt aan data die deze angst bevestigen. Op de vorige synode werden de vergaderingen voor het eerst live uitgezonden, zonder dat zich incidenten hebben voorgedaan, zonder dat feitelijk gebleken is dat afgevaardigden daadwerkelijk in netelige situaties terecht zijn gekomen of discussies zijn ontspoord. De angst dat op social media verkeerde en ongenuanceerde of uit hun verband gerukte citaten worden gedeeld is eveneens onberedeneerd. Dat kan ook zonder livestream gebeuren, mogelijk zelfs gemakkelijker. Ook zonder livestream is de vergadering toegankelijk en kunnen toehoorders hun ervaringen delen met de buitenwereld via social media. De argumenten zijn eenvoudigweg niet steekhoudend, zeker niet steekhoudend genoeg, om comitévergaderingen mee te motiveren. Als één ding duidelijk is, is dat de uiterste terughoudendheid met comitévergaderingen zijn waarde heeft, die niet lichtvaardig terzijde mag worden geschoven. Het is daarom goed dat de synode opnieuw heeft besloten de vergaderingen live uit te zenden. En de afgevaardigden hebben de taak en de plicht om de openbaarheid van hun vergaderingen te bewaken. Die openbaarheid prevaleert boven de eigen kwetsbaarheid van afgevaardigden en zij mag alleen wijken in hoogst uitzonderlijke situaties. Zij voorkomt hiërarchie in de kerken, het kwaad waaraan de kerken zich door de Reformatie hebben ontworsteld. Openheid is een probaat middel om vertrouwen in het kerkverband, het begrip van en de redenen voor besluiten bij mensen te bevorderen en zij moedigt betrokkenheid bij het kerkverband aan. En daarmee wordt de orde van de kerken gediend en bewaard, want onze God is geen God van wanorde, maar van vrede.
Reactie toevoegen