Na het lezen van rapport 20b van commissie 7 betreffende instructies inzake vrouwelijke ambtsdragers (8.04) in opdracht van de Generale Synode valt er genoeg te overpeinzen. Het rapport geeft argumenten weer die voor de meerderheid reden is om openstelling van de ambten voor vrouwen opnieuw af te wijzen, terwijl het minderheidsrapport voor openstelling pleit.

 

Ander licht

In de eerste overpeinzing stond de vraag waarom Jezus zijn onderwijs niet is betrokken bij de vraag of Paulus zijn aanwijzingen inderdaad van fundamentele aard zijn. In de tweede overpeinzing stond de contextuele uitleg van 1 Korintiërs 14:35 centraal. In de derde overpeinzing werd stilgestaan bij het argument dat het zwijgverbod van 1 Korintiërs 14:34 betrekking heeft op een gekwalificeerd spreken. In de vierde overpeinzing werd stilgestaan bij het feit dat Paulus’ onderwijsverbod voor vrouwen niet zozeer een algemene strekking heeft, maar aanwijzingen betroffen voor een specifieke op Efeze toegesneden situatie. In de vijfde overpeinzing is stilgestaan bij het feit dat het commissierapport ten onrechte voorbij gaat aan discussie over precieze vertaling van 1 Timotheüs 2:11-12, omdat een andere, wellicht betere, óók een ander licht werpt op de cultuur-historische betekenis van 1 Timotheüs 2:13-15 en daarmee van het onderwijsverbod voor vrouwen. 

 

De eigen positie

In deze zesde overpeinzing staat de premisse van de eigen positie van man en vrouw als scheppingsgegeven in het commissierapport centraal. Deze aanname lijkt ook bepalend te zijn voor de vraag of de ambten voor vrouwen opengesteld kunnen worden. Het blijkt dat in het commissierapport Paulus’ uitspraken over het zwijg- en onderwijsverbod voor vrouwen ook worden geïnterpreteerd vanuit de veronderstelling dat hij uitgaat van een eigen positie van man en vrouw als scheppingsgegeven. Bovendien refereert het commissierapport ook aan andere Nieuwtestamentische bijbelgedeelten waarin de eigen positie van man en vrouw als scheppingsinstelling een gegeven is. De vraag is of de premisse in het commissierapport daadwerkelijke steun in de Schriften vindt, in het bijzonder steun in Genesis 1-3. In een eerlijke discussie over vrouw en ambt is het noodzakelijk dat de eigen premisse kritisch wordt getoetst. Het commissierapport legt wel uit waarop de premisse is gebaseerd, maar lijkt zich nauwelijks rekenschap te geven van de vraag hoe houdbaar die premisse echt is. 

 

Adam

Volgens het commissierapport blijkt de eigen positie van man en vrouw uit de feiten dat Adam als eerste is geschapen, Adam zijn vrouw een naam geeft en hij na de zondeval als eerste ter verantwoording wordt geroepen. Vooropgesteld, Genesis zelf, verbindt geen conclusie aan het feit dat Adam eerst geschapen is. Er is nergens een aanwijzing te vinden die betekenis geeft aan het feit dat Adam als eerste is geschapen. Eerder lijkt er sprake van te zijn dat Genesis uitgaat van de gelijkheid van Adam en Eva en die gelijkheid ook expliciet benoemt. Zo begint Genesis 5 met: ”Dit is de lijst van Adams nakomelingen.Toen God Adam schiep, de mens, maakte hij hem zo dat hij leek op God. Mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen. Hij zegende hen en noemde hen mens toen zij werden geschapen.” God schiep dus de mensen en noemde hen mens; er is daarbij dus geen onderscheid tussen Adam en Eva, want beiden worden ‘mens’ genoemd. Datzelfde is te zeggen van Genesis 1:27-28: “God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen. Hij zegende hen en zei tegen hen: 'Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag: heers over de vissen van de zee, over de vogels van de hemel en over alle dieren die op de aarde rondkruipen.” Ook hier: God schiep de mens, dat wil zeggen Adam en Eva. 

 

Eva en Adam

Daarbij valt ook te betwijfelen aan de aanname dat met ‘de mens’ in Genesis 2:7 uitsluitend Adam is bedoeld. Als in Genesis 1:27 met de mens, Adam en Eva gezamenlijk worden begrepen en dat dit bevestigd wordt in Genesis 5, is het redelijk om aan te nemen dat ook in Genesis 2:7 met de mens, Adam en Eva bedoeld zijn. Dat Eva uit Adam is geschapen, doet er niet aan af, dat Genesis er duidelijk over is dat met de mens, zowel Adam als Eva bedoeld zijn. Voor beiden geldt - direct of indirect - dat Adam en Eva uit stof, uit aarde, zijn gemaakt, terwijl met de schepping van de mens als man en vrouw, ook beiden de levensadem ingeblazen kregen. Het is daarnaast betwistbaar dat bij uitstek Adam de opdracht krijgt de hof te bewaren en te bewerken. Uit Genesis 1:28 blijkt immers dat God zijn zegen en opdracht aan beiden gaf; Adam en Eva moeten beiden, gezamenlijk - zonder onderscheids des persoons -  de aarde onder hun gezag brengen en heersen over alle levende wezens. Dat is een hoofdelijke verplichting waarbij het er niet toe doet wie wat doet als zij gezamenlijk maar de opdracht uitvoeren. 

 

Gezamenlijke opdracht

Uit Genesis 1:28 blijkt dat Adam en Eva voor elkaar en hun gezamenlijke opdracht  zijn gemaakt. Dat die gezamenlijkheid de bedoeling is, wordt bevestigd en uitgedrukt in de overweging die de schrijver toevoegt wanneer hij concludeert, in Genesis 2:24, dat een man zijn vader en moeder verlaat,  zodat man en vrouw tot één vlees zijn. Het uitoefenen van gezag en het heersen over alle levende wezens kan alleen maar als man en vrouw een eenheid zijn. Daarin lijken ze op hun Schepper; de onverbrekelijke eenheid van Vader, Zoon en Geest, wordt weerspiegeld in de eenheid van Adam en Eva. Daarmee is ook aannemelijk dat, voor zover Genesis 2 erover spreekt dat de mens naar de hof van Eden werd gebracht, opdracht wordt gegeven die hof te bewerken en te bewaken en aan de mens het proefgebod wordt opgelegd, dit niet slechts over Adam gaat, maar over Adam en Eva gezamenlijk. Dat in Genesis 2:18 met ‘de mens’ louter en alleen wordt gedoeld op Adam is logisch omdat daar het ontstaan van Eva wordt beschreven. 

 

Een persoonsnaam

Uit alles blijkt dat Genesis 1-3 duidelijk maakt dat de mens uit man en vrouw bestaat, die een gezamenlijke zegen en opdracht hebben gekregen. Die gezamenlijkheid wordt bevestigd in de beschrijving van het ontstaan van Eva; God zelf zag dat het niet goed zou zijn dat Adam alleen zou zijn. Uit de beschrijving van Eva haar ontstaan en Adams reactie daarop in Genesis 2:23 wordt op dichterlijke wijze die gezamenlijkheid van opdracht beschreven. Uit die geschiedenis blijkt uit alles dat onderstreept wordt dat Eva menselijk is, net als Adam, mens. Ook wordt duidelijk dat Eva de gelijke van Adam is, zoals Adam ook onmiddellijk herkent en uitroept; uit het feit dat Eva uit Adam is gemaakt, valt geen autoriteit van de man af te leiden. In zoverre het commissierapport zegt dat het feit dat de vrouw na de man is geschapen afhankelijkheid van Eva van Adam suggereert, wordt dat niet nader onderbouwd. Het is ook eerder andersom; Adam is afhankelijk van Eva, simpelweg omdat Eva degene is zonder wie Adam geen compleet mens is. Eva is eerder Adam zijn bijstandsverlener; zoals de Heer in de Psalmen wordt beschreven als een helper, zo is Eva Adams helper. Voor zover het commissierapport naar Genesis 2:23 verwijst als het om de vrouw haar naamgeving gaat, lijkt daar geen sprake van naamgeving, maar van een woordspel dat veel eerder blijk geeft van een uitdrukking van eenheid in de relatie tot elkaar. Bovendien lijkt de tekst - in tegenstelling tot Genesis 3:20 - ook niet te zeggen dat hij haar manninne noemt, maar dat anderen - ‘men’ volgens de Statenvertaling - haar vrouw zullen noemen. En manninne is eerder een soortnaam dan een persoonsnaam.

 

Gezamenlijke opdracht

Van een leidende rol voor Adam is dan ook tot de zondeval geen sprake. Dat wordt ook niet anders omdat de Heer Adam na de zondeval als eerste aanspreekt. Toen was immers het leed al geschied. Bovendien lijkt het er eerder op dat God Adam het verwijt maakt dat hij erbij stond terwijl Eva met de slang in gesprek ging en zij zich liet verleiden. De opdracht van beiden was immers om de aarde onder gezag te plaatsen en over de levende wezens te heersen. Adam heeft het laten gebeuren dat de slang, in zijn sluwheid, hun gezamenlijke gezag ondermijnde; Adam had moeten ingrijpen, maar liet dat na en volgde Eva door mee te eten. Adam heeft daarmee zijn taak wellicht nog meer verwaarloosd dan Eva; van haar kan nog gezegd worden dat zij aanvankelijk de slang weersprak. 

 

Autoriteitsdenken

Het autoriteitsdenken is kenmerkend voor na de zondeval; God zegt tegen Eva dat Adam over haar zal heersen. Hij wil de alleenheerschappij. Waar in Genesis 1:28 het heersen over levende wezens is toevertrouwd aan de Mens, Adam en Eva gezamenlijk, is de vloek voor Eva dat het heersen van Adam verder strekt dan hun gezamenlijke opdracht; Adams heersen strekt zich ook uit tot de Mens, tot Eva. De onderdanigheid van de vrouw is dus niet van het begin zo geweest en niet zo bedoeld. Het is daarmee aantoonbaar dat de vloek van de zonde, de zondeval, de eenheid van de onderlinge relatie tussen Adam en Eva, waarover Adam bij de ontmoeting met Eva nog jubelde, volledig heeft verstoord. Adam heeft de oorspronkelijk gezamenlijke opdracht naar zich toegetrokken. Die dominantie lijkt te betekenen dat Adam zich in het zweet moet werken.

 

Niet af te leiden

Op grond van Genesis valt niet af te leiden noch hard te maken dat Adam een leidende rol heeft en dat dit ook door God zo is bedoeld. Uit de geschiedenis van Genesis blijkt dat God de mens heeft geschapen, mannelijk en vrouwelijk, die samen worden gezegend en opdracht krijgen, dat als eenheid uit te voeren. Daarmee is de premisse dat er van God ingestelde patronen zijn op grond waarvan de man een eigen positie heeft ten opzichte van de vrouw,  die autoriteit voor de man en afhankelijkheid voor de vrouw met zich meebrengen, niet aannemelijk. Nu de conclusie van de meerderheid van de commissie dat er geen ruimte is voor openstelling van alle ambten voor vrouwen in de gemeente, berust op een niet aannemelijke premisse, kan deze conclusie geen stand houden. Op basis daarvan vasthouden aan het standpunt dat er geen ruimte is voor de openstelling van de ambten voor vrouwen is onterecht en wekt de indruk dat de katholieke traditie toch zwaarder weegt dan de commissie meerderheid zegt. Dat komt de vrede in de kerken niet ten goede.

 

 

 

 

 

 

 

 

Subscribe for updates on all content.

Protected by Spam Master

Reactie toevoegen

Beperkte HTML

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd> <h2 id> <h3 id> <h4 id> <h5 id> <h6 id>
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
Protected by Spam Master

Reactie toevoegen

Beperkte HTML

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd> <h2 id> <h3 id> <h4 id> <h5 id> <h6 id>
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
Protected by Spam Master