In deze Vrije-Interpretatie wordt de mogelijkheid besproken binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) om ruimte te bieden aan gemeenten die vrouwelijke ambtsdragers willen, zonder kerkscheuring te veroorzaken. De kern van de argumentatie ligt in de vergelijking met de kwestie rond het vrouwenkiesrecht in 1968 en 1971, waarin de kerk ook ruimte bood aan een minderheid met gewetensbezwaren. Er wordt beargumenteerd dat het bestaande gereformeerde kerkrecht deze flexibiliteit toelaat. Het is een pleidooi voor het respecteren van de gewetensbezwaren van minderheden en het bewaren van de eenheid binnen het kerkverband, zodat de kerken zich kunnen blijven richten op hun roeping.

Onder de titel ‘Hopeloos of Noordeloos? CGK staan echt niet op omvallen’ schreef professor Selderhuis een opiniebijdrage in het Reformatorisch Dagblad. In de opiniebijdrage wordt een belangrijke opmerking gemaakt, die aandacht verdient. Selderhuis ziet als mogelijkheid een kerkmodel waarin gemeenten ruimte krijgen voor vrouwelijke ambtsdragers, maar dan zo geregeld dat gemeenten die zich wel aan de synodebesluiten houden daardoor niet in de moeite komen. De Christelijke Gereformeerde Kerken hebben namelijk al zo’n kerkmodel. Het kerkmodel is immers gebaseerd op gereformeerd kerkrecht en dat kent inderdaad een grote mate van flexibiliteit binnen de kaders van de confessie.
Ander kerkmodel
Hoewel het erop lijkt dat Selderhuis een nieuw of ander kerkmodel oppert voor de CGK, is dat helemaal niet nodig. Terecht neemt Selderhuis in het kerkmodel de belijdenis tot uitgangspunt. Het kerkverband vindt namelijk ook zijn grondslag in Gods Woord zoals de kerken dat gezamenlijk belijden, uitgedrukt in de belijdenisgeschriften, die kerken als fundering voor hun samenwerkingsverband hebben aanvaard. Zoals Selderhuis in hoofdstuk 1a van het ‘Handboek gereformeerd kerkrecht' treffend schrijft, is de grondslag van een kerkverband de eenheid leer en het gezamenlijk belang die leer te verspreiden, te verdedigen en vorm te geven. In zo’n kerkverband is ruimte voor gemeenten voor vrouwelijke ambtsdragers, omdat het CGK-kerkmodel een presbyteriaal-synodaal van aard is. Niet voor niets staat het woord ‘presbyteriaal’ in deze woordcombinatie voorop; dat is geen toeval of willekeur. Het zet het lokale kerkbestuur, bestuur van door de gemeente gekozen ouderlingen en diakenen, zijnde de kerkenraad voorop. De verspreiding, verdediging en de vormgeving van de leer is plaatselijk georiënteerd, want dat is ook de plek waar de kerk de leer praktiseert. De kerk krijgt haar concrete gestalte in de plaatselijke kerk, de plaatselijke gemeente. Ook in het CGK-kerkmodel staat de plaatselijke kerk centraal, overigens zonder bestuurlijke hiërarchie.
Bestuurlijke hiërarchie
Het lijkt erop dat Selderhuis ervan uitgaat dat de CGK bestuurlijke hiërarchie zou kennen; immers, volgens zijn opiniebijdrage is er een kerkmodel mogelijk dat niet congregationalistisch is zijnde een kerkgenootschap waarin de plaatselijke gemeente centraal staat, zonder bestuurlijke hiërarchie. Het uitgangspunt van Selderhuis lijkt te berusten op een misverstand over de gevolgen van de toetreding van plaatselijke kerken tot een kerkverband. Het handboek Gereformeerd Kerkrecht gaat er namelijk ten onrechte vanuit dat met het toetreden tot een gereformeerd kerkverband een plaatselijke kerk een deel van haar zelfstandigheid zou afstaan aan het kerkverband doordat ze instemt met de regel dat besluiten die bij meerderheid genomen worden ook door de minderheid geaccepteerd worden. Nog los van het feit dat artikel 31 K.O. niet de regel bevat dat kerkelijke besluiten altijd door de minderheid worden aanvaardt, berust de acceptatie van kerkelijke besluiten niet op overgedragen zelfstandigheid, maar op het feit dat die besluiten niet in strijd zijn met de leer en daarom conform de kerkordelijke afspraak door de plaatselijke kerken worden aanvaard; ook als zijzelf liever anders zouden hebben beslist. Echter, en daaruit blijkt dat kerken geen zelfstandigheid overdragen aan het kerkverband, kerken kunnen nooit gebonden zijn aan meerderheidsbesluiten die niet overeenstemmen met Gods Woord, de belijdenis of de kerkorde. Die besluiten zijn niet aanvaardbaar en behoren te worden verworpen zelfs als een overgrote meerderheid het er mee eens is. Geen enkele kerk zal over andere kerken heersen. Voor zover in het ‘handboek Gereformeerd Kerkrecht’ wordt opgemerkt dat voor kerken die gereformeerd willen zijn dit zou betekenen dat er sprake is van een voortdurend zoeken naar de juiste balans tussen plaatselijke zelfstandigheid en gemeenschappelijke gebondenheid, berust ook dit op een verkeerde interpretatie van de beginselen van gereformeerd kerkrecht. Het kerkverband berust op een wederkerige overeenkomst van kerken. Die kerken zijn vrijwillig en als zelfstandige kerken deze overeenkomst aangegaan bestaande uit verbintenissen, zijnde rechten en plichten, die de samenwerking binnen het verband van kerken regelen. Afspraken moet je nakomen, zodat ook de afspraken uit de kerkorde moeten worden nagekomen, niet omdat de meerderheid dat wil, maar omdat een plaatselijke kerk zichzelf daartoe heeft verplicht. Kenmerkend voor de afspraken is dat zij niet afdwingbaar zijn. Er staan geen sancties op en dat kan ook niet, want dat komt in strijd met artikel 85 K.O. Kerken komen hun verplichtingen uit de kerkorde dan ook vrijwillig na. Met het aanvaarden van de kerkorde erkent de plaatselijke kerk dat zij hulp nodig hebben bij het verspreiden en bewaren van de leer en aanvaardt zij de ondersteuning die kerken binnen het kerkverband elkaar geven. Maar bij dit alles is geen enkele sprake van enige hiërarchie, dus ook geen bestuurlijke hiërarchie.
Moeite en rijp beraad
Terecht merkt Selderhuis op dat plaatselijke kerken die afwijken of gaan afwijken van het besluit ViA, niet maar wat aanrommelen, maar daartoe doorgaans met moeite en na rijp beraad besluiten. Het punt voor deze kerken is dat het besluit van de synode tot gewetensnood leidt. Feit is ook dat de meerderheid van afgevaardigden ter synode dat voorafgaande aan het nemen van het besluit ook wisten dat er kerken zijn die op dit punt een ander Schriftverstaan hebben en dat de visie van de meerderheid op het toelaten van vrouwen tot de ambten tot gewetensnood leidt. Voor die plaatselijke kerken is het een besluit dat niet de saamhorigheid, eenheid en de gehoorzaamheid aan God versterkt of in stand houdt. En daarmee betreft het een besluit voor deze kerken dat niet overeenstemt met de belijdenis van de kerk en dus niet aanvaardbaar is. En het is dan ook een verkeerde voorstelling van zaken van Selderhuis dat kerken die de ambten wél opstellen een heel kerkverband op het spel zetten. Het is namelijk de meerderheid van synode afgevaardigden al in ieder geval sinds 1998 bekend dat er een steeds grotere groep van kerken binnen het kerkverband is die, in naar ampel beraad en schriftstudie tot de overtuiging zijn gekomen dat gehoorzaamheid aan God met zich brengt de ambten open te stellen. Bovendien is deze meerderheid ermee bekend, dat het door de CGK zélf geïnitieerde en gestimuleerde samenwerking van plaatselijke kerken met inmiddels de NGK, de openstelling van de ambten in met name samenwerkingsgemeenten noodzakelijk is om de saamhorigheid, eenheid en de gehoorzaamheid aan God te versterken en in stand te houden. De plaatselijke omstandigheden van de kerken vragen daarom om andere regels om de gezamenlijke leer te verspreiden, verdedigen en vorm te geven. Het zwaartepunt van het kerkverband berust niet bij de meerdere vergaderingen en haar besluiten, maar bij de plaatselijke kerken. Het verband van kerken is er voor bedoeld dat de plaatselijke kerken elkaar ondersteunen om de eenheid in de leer, haar verbreiding en verdediging te bevorderen. Plaatselijke kerken zijn niet geholpen met besluiten die de visie van de meerderheid oplegt aan de minderheid. Een meerderheidsbesluit dat ingaat tegen het belijden van de kerk voldoet eenvoudigweg niet aan de eisen die artikel 31 K.O. aan besluiten stelt, namelijk dat zij niet in strijd met Schrift, belijdenis en kerkorde mogen zijn. En een meerderheid van afgevaardigden kan dat probleem ook niet oplossen door de revisieverzoeken te verwerpen, alsof daarmee het in strijd zijn met artikel 32 NGB, en meer in het bijzonder het in strijd zijn met de gewetensnood, ten gronde zouden zijn opgeheven. Dat is uiteraard niet het geval. Er zijn besluiten genomen door synode afgevaardigden zonder rekening te houden met de belijdenis van de kerk en zonder daadwerkelijk oog te hebben voor en rekening te houden met de gewetensnood die dat met zich meebrengt voor een substantiële groep kerken.
Niet in strijd met kerkelijke afspraken
Verder, de besluiten om vrouwen toe te laten tot de ambten zijn daarom principieel ook niet in strijd met kerkelijke afspraken, beloften en handtekeningen zoals Selderhuis beweert. Immers de kerkelijke afspraak is dat kerken alleen die besluiten aanvaarden die niet in strijd zijn met Schrift, belijdenis en kerkorde. Meerderheidsbesluiten die in strijd zijn met Schrift, belijdenis en kerkorde zijn simpelweg niet rechtsgeldig ook niet als een meerderheid dat besluit heeft genomen en de revisieverzoeken heeft verworpen. De zelfstandigheid van plaatselijke kerken brengt met zich mee dat, als een kerkenraad na diepgaand beraad en Schriftstudie tot de overtuiging is gekomen dat de saamhorigheid, eenheid en gehoorzaamheid aan God ermee gediend is dat de ambten ook voor vrouwen bestemd zijn, hij de plicht heeft God meer gehoorzaam te zijn dan de mensen, meer gehoorzaam dan een kerkelijk besluit. De meerderheid van afgevaardigden ter synode heeft de overtuiging en de positie van de minderheid miskend en met miskenning daarvan synodale besluiten genomen die plaatselijke kerken, in het bijzonder samenwerkingsgemeenten, in gewetensnood hebben gebracht. Deze kerken houden zich juist wel aan de afspraken die kerken in de kerkorde hebben gemaakt. Immers, de kerken hebben in de kerkorde, ex artikel 31 K.O. j.o. artikel 85 K.O. met elkaar afgesproken dat zij geen besluiten zullen nemen die in strijd zijn met de belijdenis van de kerk. En ook al houdt de meerderheid van afgevaardigden er een andere visie op na, dat doet er niet aan af dat de minderheid op grond van de Schrift ernstige bezwaren heeft tegen de meerderheidsvisie. Die bezwaren zijn niet naderhand opgekomen, nadat het besluit reeds was genomen, maar bestonden ruimschoots voor dat het besluit om de ambten niet open te stellen werd bevestigd en de revisieverzoeken daarover met een pennenstreek van tafel zijn geveegd. Een besluit waarvan de meerderheid van afgevaardigden weet dan wel kan weten dat het tot gewetensnood leidt bij de minderheid, is een besluit dat niet voldoet aan de vereisten van artikel 31 K.O., maar die legt haar wil op aan de minderheid wat tevens in strijd is met artikel 85 K.O. Daarentegen handelen kerken, ouderlingen, diakenen en predikanten zijnde de kerkenraad, juist in overeenstemming met de kerkorde door het synodebesluit dat zij in geweten niet kunnen dragen, omdat het besluit in hun situatie niet bijdraagt aan de saamhorigheid, eenheid en de gehoorzaamheid aan God, terzijde te stellen al dan niet na revisieverzoek. Een dergelijk besluit mag dan door een meerderheid van afgevaardigden zijn genomen, het voldoet voor de minderheid niet aan daaraan door artikel 31 K.O. gestelde vereisten.
Belijdenis flexibel genoeg
En daarom is het terecht dat Selderhuis de mogelijkheid aandraagt om ruimte te geven aan gemeenten voor vrouwelijke ambtsdragers dusdanig geregeld dat gemeenten die zich wel aan het synodebesluit willen houden niet in gewetensnood komen. En Selderhuis heeft gelijk dat het belijden van de kerk daarvoor flexibel genoeg is en daarmee voldoende ruimte biedt om daarvoor wat te bedenken. En in dit verband mag de kwestie van het vrouwenkiesrecht in herinnering worden gebracht, die tot verdeeldheid leidde tijdens de generale synodes van 1968 en 1971. Uit onder andere de revisieverzoeken blijkt dat het besluit van de synode om aan vrouwen stemrecht te geven bij de verkiezing van ambtsdragers in strijd met Gods Woord werd beschouwd. Naast het feit dat vrouwenkiesrecht in strijd met Gods Woord werd geacht, zou het besluit ook in strijd zijn met artikel 32 NGB, omdat ‘het besluit van de synode van Hilversum de gewetens van velen in de kerken bezwaart, die dit niet voor vast en bondig kunnen houden op grond van Schrift, belijdenis en kerkorde’; door dit besluit zou de eenheid der kerken ernstig geschaad geworden, aldus het revisieverzoek van de CGK Barendrecht dat door meerdere kerken werd ondersteund. Daarnaast werd in verschillende revisieverzoeken op de historische interpretatie van het woord ‘gemeente’ in de kerkorde gewezen, waaruit ook zou blijken dat er geen ruimte zou zijn om aan vrouwen stemrecht toe te kennen. Door een aantal bezwaarden werd de gedachte geopperd dat het stemrecht voor vrouwen een product was van emancipatiestreven op basis van 19e-eeuwse geestesstromingen, zijnde het liberalisme en modernisme. Dit emancipatiestreven zou niet nieuw zijn, omdat het zich ook in de cultuur en de tijd van Paulus al zou manifesteren, reden waarom hij duidelijke aanwijzingen heeft gegeven over de positie van vrouwen in de gemeente. Duidelijk is dat de bezwaarden tegen het stemrecht van vrouwen bezwaren hebben van principieel gewicht. Dat wordt met zoveel woorden ook gezegd in het minderheidsrapport van commissie IV naar aanleiding van de beoordeling van de revisieverzoeken. De rapporteur, P. Roos, merkt in zijn rapportage onder meer op: In "middelmatige zaken" moet men de gewetens van anderen niet bezwaren. Voor de bezwaarden blijkt echter deze zaak wel belangrijk. Uw vergadering staat hier voor een uiterst moeilijk dilemma. Niemand, en dat geldt ook voor de bezwaarden, mag een ander dwingend binden tot een wijze van handelen, waarvan de ander op grond van de Heilige Schrift de noodzaak niet inziet. Deze zaak demonstreert misschien een kloof, die er lijkt te bestaan in de voorname hoofdzaken’ De Generale Synodes van 1968 en 1971 hielden rekening met de bezwaren van de minderheid, in die zin dat het stemrecht voor vrouwen niet aan de kerken werd opgelegd, maar aan de vrijheid van de plaatselijke kerken werd overgelaten, eenvoudigweg omdat onderkend werd dat de kwestie van het vrouwenkiesrecht lang niet in alle kerken actueel was. En, tot op de dag van vandaag zijn er plaatselijke kerken die om dezelfde principiële redenen als toen geen actief vrouwenkiesrecht kennen. De kwestie van het actieve kiesrecht voor vrouwen uit de eind jaren ‘60 en begin jaren ‘70 laat zien dat het gereformeerd kerkrecht voldoende ruimte en mogelijkheden biedt om de overtuiging van een minderheid te aanvaarden als blijkt dat die overtuiging een gewetenskwestie is.
Voldoende mogelijkheden
Binnen het gereformeerd kerkrecht zijn er voldoende mogelijkheden om te zoeken naar een modus om ruimte te geven voor vrouwelijke ambtsdragers aan plaatselijke gemeenten. Toen destijds een meerderheid actief vrouwenkiesrecht voorstond, bood zij de gewetensbezwaarde minderheid ook ruimte, die tot op de dag van vandaag wordt gecontinueerd. Het getuigt van zorgvuldigheid om ook bij het nemen van besluiten die voor een deel van de kerken controversieel zijn, rekening te houden met de gerechtvaardigde overtuiging van een minderheid, omdat misschien wel de diversiteit binnen het kerkverband groot is, maar niet als het gaat om de belijdenis van de kerken, het gezamenlijke belang om de leer van de kerk te verdedigen, verspreiden en vorm te geven. Uiteindelijk dienen de kerken te voldoen aan hun roeping om alle volken tot leerlingen van Jezus te maken en de manier waarop dat gebeurt, kan binnen het kerkverband van plaats tot plaats verschillen. De synode zou zichzelf en de kerken een dienst bewijzen door op haar niet-kerkordelijke besluit van 28 maart 2025 terug te komen, de agenda af te werken en tijdens de volgende synode tot een regeling te komen om ruimte te bieden voor vrouwelijke ambtsdragers, rekening houdend met moeiten die dat geeft aan gemeenten die het synodebesluit hebben aanvaard. Dat is een kerkelijke oplossing die de eenheid van het kerkverband, de verspreiding, verdediging en de vormgeving van de leer van de kerk kan bewaren. Dan hoeft de vrucht van een kerkbreuk in Noordeloos niet langer als verzachtende omstandigheid te dienen, kan de hopeloosheid binnen de kerken te boven worden gekomen en komen de kerken weer toe aan hun eigenlijke opdracht, de liefde van God verkondigen, want die is namelijk eindeloos. Dat draagt bij aan de vrede in de kerken en voorkomt wanorde, want onze God is geen God van wanorde, maar van vrede.
vrouw in ambt
Helemaal mee eens.
Het punt is niet dat wij binnen gereformeerde kaders tot een ruimere kerkopvatting moeten komen, het punt is dat we tot de gereformeerde kerkopvatting moeten terugkeren.
Mijn praktische punt blijft: hoe krijg je dit voor elkaar zonder vrouwelijke afgevaardigden naar meerdere vergaderingen?
Dan heb je het niet over de zelfstandigheid van de gemeenten, maar over een beïnvloeding van de samenwerking tussen gemeenten.
Voor de rechterflank is dit echt onaanvaardbaar.
Reactie toevoegen