De generale synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken heeft inmiddels het besluit genomen om de instructie van Gouda om de ambten open te stellen af te wijzen. Met deze uitspraak herbevestigt de synode haar eerdere uitspraak uit 1998. Een discutabel besluit.

Als iets duidelijk is, is dat er twee tegenover elkaar staande overtuigingen zijn; zij die er stellig van overtuigd zijn dat Gods Woord geen ruimte laat voor het openstelling van de ambten en zij die er even stellig van overtuigd zijn dat de ambten openstaan voor vrouwen. Deze verschillen in schriftverstaan blijken daarmee ook een gewetenszaak te zijn. Beide groepen zijn er in geweten van overtuigd dat zij de Schrift aan hun zijde hebben. 

 

Gewetenszaak

Met een besluit dat kiest voor de ene opvatting, wordt onmiddellijk het geweten gebonden van degenen van de andere opvatting; met het besluit de ambten niet open te stellen, worden de gewetens van de voorstanders van de openstelling van de ambten dus gebonden. Dat geldt in het bijzonder voor vrouwen die ervan overtuigd zijn dat zij de roeping en de gave hebben om een ambt te vervullen. Hetzelfde geldt voor samenwerkingsgemeenten die zich klem en verloren voelen binnen het kerkverband, omdat de smaldelen waarmee wordt samengewerkt de ambten wel hebben opengesteld en de eenheid en de opbouw van hun gemeenten daardoor onder druk staan. Het geldt ook voor die plaatselijke kerken die al jaren geleden een principe besluit hebben genomen dat ambten openstaan voor vrouwen. En als de overtuiging is dat, op grond van het verstaan van Gods Woord, ambten openstaan voor vrouwen, zal de afwijzing van de instructie van Gouda worden ervaren als onrecht. Het zal als ongelijkheid en ongelijkwaardigheid worden ervaren. Immers, ondanks gelijke geschiktheid  van vrouwen, zijnde gelijkheid van gaven (bekwaamheid) blijven vrouwen  uitgesloten van de ambten. Voorstanders van vrouwelijke ambtsdragers zijn er in geweten van overtuigd dat uit de Schrift is af te leiden dat zowel mannen als vrouwen gaven en roeping van de Heilige Geest kunnen krijgen om in de ambten te dienen.  Wanneer dus, ondanks gelijke geschiktheid van vrouwen en mannen, de synode uitspreekt dat de ambten uitsluitend zijn opengesteld voor mannen, is dat voor hen niet anders dan ongelijkheid en ongelijkwaardigheid. Dat is voor voorstanders dan ook daarmee een gewetenszaak. 

 

Niet behoudens, maar tenzij

De discussie over de openstelling spitste zich vooral toe op de vraag of de Schrift daarvoor al dan niet ruimte biedt; dat mondde in feite uit op een discussie over Schriftgezag en Schriftverstaan, de hermeneutiek en in mindere mate de exegese. In de discussie is niet of nauwelijks gesproken over wat de gevolgen zijn van een besluit voor het geweten van de minderheid. Toch is dat aspect wezenlijk voor de besluitvorming. Voor dit aspect is in Vrije-Interpretatie al eerder aandacht gevraagd. Het genomen besluit is daarmee dan ook gebrekkig. Zo wordt ten onrechte in het besluit geoordeeld dat “het in een kerk met een presbyteriaal-synodaal stelsel van kerkregering van het grootste belang is dat de kerken zich houden aan dat wat in gezamenlijkheid is afgesproken, behoudens het recht van appel of revisie; het oordeel is eenvoudigweg niet waar. In het presbyteriaal-synodaal stelsel van kerkregering geldt niet dat kerken zich houden aan wat in gezamenlijkheid is afgesproken behoudens het recht van appel of revisie, maar dat zij zich houden aan gezamenlijk gemaakte afspraken tenzij die in strijd zijn met Gods Woord, de belijdenis en de kerkorde. Dat is wezenlijk iets anders dan ‘behoudens recht van appel of revisie’ Een gezamenlijk besluit  is uitsluitend rechtsgeldig voor zover het niet in strijd is met Gods Woord, de belijdenis of de kerkorde. Het besluit is niet rechtsgeldig totdat in appel of revisie anders zou worden besloten. En daarmee is ook het besluit waarin de synode uitspreekt ‘dat kerkenraden geen beroep kunnen doen op een standpunt dat door de synode niet is overgenomen, om op die wijze een handelwijze te legitimeren’, in strijd met de beginselen van gereformeerd kerkrecht. Voor zover namelijk het minderheidsstandpunt geen kerkelijke legitimiteit heeft, is dat niet omdat het minderheidsstandpunt onschriftuurlijk is, want zij is niet principieel veroordeeld, maar omdat het meerderheidsstandpunt door de kerken is aanvaard. 

 

Uitsluitend rechtskracht

De relevantie hiervan is dat het gereformeerd kerkrecht, ex artikel 31 K.O. ervan uitgaat dat kerkelijke besluiten uitsluitend rechtskracht toekomen voor zover zij overeenstemmen met Gods Woord, de belijdenis en de kerkorde. In dit verband zijn de artikelen 7 en 32 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis relevant. Artikel 7 NGB bepaalt - kort gezegd - dat kerkelijke besluiten niet gelijkgesteld mogen worden aan Gods Woord, terwijl artikel 32 NGB bepaalt dat alle menselijke ingevingen en wetten om God te dienen, die op wat voor wijze dan ook, daardoor dwang uitoefenen over ons geweten, moeten worden verworpen. Bovendien worden alleen die regels 'die de saamhorigheid, eenheid en de gehoorzaamheid aan God versterken of in stand houden.’ kerkelijke besluiten mogen dus nooit dwang uitoefenen op het geweten van kerkmensen. Bovendien kunnen de kerken uitsluitend kerkelijke besluiten aanvaarden die de saamhorigheid, eenheid en de gehoorzaamheid aan God versterken of instand houden. Het recent genomen besluit van de synode voldoet daarmee dus niet aan het bepaalde ex artikel 31 K.O. De uitspraak van de synode bindt gewetens van de minderheid die, zo is klip en klaar gebleken, in geweten ervan overtuigd is dat de Schrift ook vrouwen tot de ambten toelaat. 

 

Geen dwang

De Zuid-Afrikaanse theoloog Gerben Kruger schreef een artikel onder de titel ‘De Reformatie is dood - vermoord door de stille revolutie van de moderne paus.’ Daarin wordt beschreven dat, ondanks dat Christus hoofd is van zijn kerk, die regeert door zijn Woord en Geest en op basis waarvan het gezag van de paus destijds in de Reformatie werd betwist, tegenwoordig een stille revolutie gaande is in de kerken waarbij het principe van Christus’ kerkregering omver geworpen wordt door democratische besluitvorming over Bijbelse principes waarbij de meerderheid de doorslag geeft. Deze manier van besluitvorming over Bijbelse principes introduceert een ‘moderne paus’ zijnde hiërarchie, die de Christus regering omverwerpt. Immers, een eenvoudig meerderheidsbesluit dat niet kan worden aanvaard door een minderheid heerst over het geweten van die minderheid en draagt daarmee niet bij aan de saamhorigheid, eenheid en gehoorzaamheid aan God. Kruger beschrijft dat er een minderheid van kerken is die er de praktijk op nahouden dat het niet is toegestaan te besluiten over Bijbelse principes. Als over een Bijbels principe geen overeenstemming kan worden bereikt, gaat het onderwerp van tafel. Voor het geval er in grote mate overeenstemming is over een Bijbels principe, wordt aan de minderheid gevraagd of zij zich aan de meerderheidsopvatting kan conformeren. Als de minderheid zich kan conformeren, is de opvatting van de meerderheid alsnog aanvaard. Aanvaardt de minderheid het meerderheidsstandpunt niet, dan is het onderwerp nog niet geschikt voor besluitvorming. Deze besluitvormingsmethode is gebaseerd op artikel 32 NGB, namelijk om geen besluiten te nemen die dwang over het geweten van de minderheid uitoefenen.

 

Geen bindende kracht

Toegepast op het recent genomen synodebesluit wordt de minderheid, die een substantiële minderheid is, blijkens het besluit gedwongen het meerderheidsbesluit te aanvaarden. Dat verdraagt zich echter niet met de beginselen van gereformeerd kerkrecht en is ook in strijd met de aard, bedoeling en inhoud van artikel 31 K.O.; uit de tenzij-bepaling in artikel 31 K.O. volgt dwingend dat een besluit alleen bindend is als het overeenstemt met Gods Woord, het belijden van de kerk en de kerkorde. Iemand die bezwaar heeft tegen een kerkelijk besluit, kan zich op deze gronden beroepen; daarbij werken hoofd- en bijzin zo op elkaar in dat een besluit alleen voor vast en bondig wordt gehouden voor zover het niet in strijd komt met het in het tenzij bepaalde. Besluiten die niet voldoen aan de eisen die artikel 31 K.O. juncto artikel 32 NGB stelt, kunnen dus geen bindende kracht hebben. Dat verklaart ook dat er rumoer is ontstaan over het synodebesluit. Een besluit dat dus niet het geweten vrijlaat, de saamhorigheid en de eenheid van de kerken ondergraaft, kan geen besluit met rechtsgevolg zijn. Een dergelijk besluit is dan een recept voor kerkelijke onrust, twist en scheuring. Het ligt dan ook in de lijn van de verwachting dat de komende periode de onrust in de kerken zal voortduren. En een slecht en niet uitvoerbaar besluit leidt altijd tot verstoring van de vrede en is schadelijk voor het welwezen van de kerk. 

 

Grondslag

Kerken die in geweten het besluit niet kunnen dragen, zijn niet gebonden aan het besluit. Artikel 31 K.O. biedt daarvoor de grondslag. Niemand, ook plaatselijke kerken niet, hoeft besluiten te aanvaarden waarbij dwang over het geweten wordt uitgeoefend. Voor die kerken geldt dat zij niet gebonden zijn en ook niet gebonden kunnen worden aan dergelijke besluiten. Zij hebben daarnaast uiteraard ook de plicht en verantwoordelijkheid om hiervan blijk te geven door de kerkelijke weg te benutten. Door het vragen van revisie kunnen de kerken bewerkstelligen dat de synode haar uitspraak herroept, omdat die zich niet verdraagt met artikel 31 K.O. en artikel 32 NGB. 

 

Vrijlaten

Gelet op de verdeeldheid binnen de kerken over dit onderwerp, verdient het aanbeveling om de openstelling van de ambten aan de vrijheid van de plaatselijke kerken over te laten. Dat kan, omdat de meerderheid en minderheid het er wel over eens zijn dat het minderheidsstandpunt niet onschriftuurlijk is. Een kerkenraad die dus besluit de ambten open te stellen, handelt niet in strijd met Gods Woord. Door als kerken gezamenlijk uit te spreken dat de keuze voor de openstelling van ambten over te laten aan de plaatselijke kerken, handelen de kerken overeenkomstig en in de geest van het presbyteriaans-synodale kerkregering. Daarin binden de kerken ieder voor zich, zich aan de Heer van de kerk. Ieder kan dan besluiten overeenkomstig zijn geweten en het zal zonder meer de saamhorigheid, eenheid en de gehoorzaamheid aan God handhaven en ook verbeteren. Het zal beter mogelijk zijn om samen te spreken over kerk-zijn en te ontdekken dat de gezamenlijke kerken meer gemeenschappelijk hebben dan wat hen verdeeld houdt. Artikel 32 NGB wijst dezelfde weg die ook Paulus wees aan de gemeente Efeze toen hij hen dringend opriep de weg te gaan die past bij de roeping die zij hadden ontvangen: steeds bescheiden, zachtmoedig en geduldig te zijn, en elkaar uit liefde te verdragen. Zich in te spannen om door de samenbindende kracht van de vrede de eenheid te bewaren die de Geest geeft: één lichaam en één geest, één hoop op grond van de roeping, één Heer, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die boven allen, door allen en in allen is. Dat is de weg van de vrede die ook artikel 31 K.O. voorschrijft, omdat onze God geen God van wanorde is, maar van vrede.

 

 

Schrijf u in voor Vrije-Interpretaties.

Beperkte HTML

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd> <h2 id> <h3 id> <h4 id> <h5 id> <h6 id>
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.