In de vorige Interpretaties ‘Ken je mij’ is aannemelijk gemaakt dat de stelligheid waarmee het studierapport van de Christelijke Gereformeerde Kerken concludeert dat, op grond van de Gereformeerde Schriftbeschouwing, homoseksualiteit zonde is en er geen bewijs is dat een andere uitleg mogelijk is, minder vanzelfsprekend is dan het studierapport doet voorkomen. Er zijn meer en andere argumenten, zoals David J. Murphy in zijn artikel “More evidence Pertaining to “There Females” in Romans 1:26” en professor David Fredrickson in zijn artikel “Natural and Unnatural Use in Romans 1:24‒27 duidelijk maken. Zij bieden een andere invalshoek die ruimte laat voor een andere interpretatie van Romeinen 1:18-27.

Begeerte
Waar het studierapport van de Christelijke Gereformeerde Kerken stelt dat zij geen bewijs heeft dat een andere uitleg dan die van de kerkelijke lijn die in de traditie voor gezaghebbend wordt gehouden, mogelijk is, maken zowel Murphy als Fredrickson duidelijk dat Paulus in Romeinen 1:24-27 niet het oog heeft gehad op het veroordelen van homoseksuele relaties; Murphy maakt aannemelijk dat Paulus helemaal niet spreekt over vrouwelijke homoseksualiteit, maar dat in Paulus’ tijd met tegennatuurlijk gebruik sprake is van anale of orale seks. Fredrickson sluit daarbij naadloos aan doordat hij aannemelijk maakt dat hartstocht en onrechtvaardigheid een straf van God is vanwege ondankbaarheid en het aantasten van de eer van God. En die hartstocht brengt mensen tot vormen van seksueel gedrag  dat ook voor de mensen in Paulus’ tijd als onnatuurlijk werd beschouwd. De opvattingen van Murphy en Fredrickson sluiten op elkaar aan en versterken de overtuiging dat het Paulus niet te doen is geweest om homoseksualiteit te veroordelen maar hartstochten die mensen tot orale en anale seks brachten, die als verwerpelijk en onnatuurlijk werd beschouwd. Vanuit weer een andere invalshoek betoogt ook de Rooms Katholieke theoloog James Alison in “Maar de Bijbel zegt…” dat het Paulus in Romeinen 1 niet te doen is om homoseksualiteit af te wijzen, maar het menselijke probleem van de begeerte blootlegt waaraan zowel heidenen als Joden lijden. Paulus maakt, volgens Alison, in zijn brief duidelijk dat Joden zowel heidenen uitsluitend kunnen worden gered van het probleem van de begeerte door Jezus Christus. In feite gaat het om de leer van de erfzonde. Zijn interpretatie in combinatie met de bijdragen van Murphy en Fredrickson laten overtuigend zien dat het Paulus in Romeinen 1 niet te doen is geweest om homoseksualiteit te veroordelen. Daarom is het hoofdstuk ook niet bruikbaar als argument in het visiedocument dat homoseksualiteit mede daarom zich als zonde kwalificeert.

Moderne uitleg
Alison verwerpt de idee dat Paulus op de duidelijke wijze homoseksualiteit afwijst. In zoverre de interpretatie van Romeinen 1 als Schriftgetrouw wordt beschouwd die homoseksualiteit zonder meer afwijst, stelt Alison daartegenover dat zij in feite een hele moderne vrije bijbeluitleg is. In dit verband wijst Alison erop dat er meerdere commentaren zijn op bijvoorbeeld Romeinen 1: 26, die dateren uit de eeuwen tussen het opschrijven van Romeinen 1: 26 en de preken van kerkvader Johannes Chrysostomus van het eind van de vierde eeuw. Geen van die commentaren lezen in de tekst een verwijzing naar vrouwelijke homoseksualiteit. Integendeel, zowel de kerkvader Augustinus als Clemens van Alexandrië interpreteerden Romeinen 1:26 als een verwijzing naar vrouwen die anale geslachtsgemeenschap hadden met personen van het andere geslacht. De Gereformeerde Schriftbeschouwing, die mede op basis van Romeinen 1:26 e.v. homoseksualiteit als zonde kwalificeert, is dan ook eerder een moderne interpretatie; de op basis van de Gereformeerde Schriftbeschouwing als een voor de hand liggende betekenis van de tekst uit Romeinen 1, was immers niet voor de hand liggend voor de kerkvader Augustinus die toch eeuwenlang als bijzondere autoriteit op het gebied van schriftinterpretatie gold. Er is dus geen bewijs dat in Romeinen 1: 26 zonder onderbreking is gelezen als een verwijzing en afwijzing van (vrouwelijke) homoseksualiteit. In zoverre het visiedocument van de Christelijke Gereformeerde Kerken stelt dat het een lijn volgt die in de traditie van de kerk als gezaghebbend geldt, is dat in het licht van de feiten niet vol te houden. Alison beschrijft een paar details over de achtergrond bij Romeinen 1; de brief aan de Romeinen lijkt gericht te zijn aan twee groepen christenen, Joodse gelovigen en heidense gelovigen, die samen de kerk van Rome vormden. Tussen die twee groepen lijkt sprake te zijn te zijn geweest van rivaliteit, waarbij Joodse christenen zichzelf als superieur achten aan de heidense christenen, terwijl de heidense christenen zich, op hun beurt, superieur achten aan de Joodse christenen. In Romeinen richt Paulus zich tot de Joodse christenen; hij legt hen uit dat, ofschoon het evangelie via het Joodse volk tot de wereld is gekomen, zij daarom niet superieur zijn aan de heidense gelovigen. Ook de Joodse gelovigen hebben immers de redding van Christus nodig net zoals de gelovigen uit de heidenen. Ook richt Paulus zich in zijn brief op de heidense gelovigen dat ook zij niet superieur zijn aan de Joodse gelovigen, want zij hebben nooit de Wet hebben gehad, maar zijn even afhankelijk van Christus’ verlossing als de Joodse gelovigen. Daarmee maakt Paulus duidelijk dat iedereen, en dus ook de beide groepen, afhankelijk zijn van Christus’ redding. Romeinen 1 richt zich vooral op de Joodse luisteraar.

Wijsheid
Vervolgens betoogt Alison dat het startpunt voor de interpretatie van Romeinen 1 niet Romeinen 1 is, maar Romeinen 2:1. Romeinen 2: 1 is namelijk de conclusie van het voorgaande uit Romeinen 1; Paulus schrijft immers in Romeinen 2:  En u, wie u ook bent, met uw oordeel al klaar: u bent evenmin te verontschuldigen. Het oordeel dat u over anderen velt, velt u over uzelf, want de dingen die u veroordeelt doet u zelf ook. Wij weten dat God hen die dergelijke dingen doen terecht veroordeelt. Dacht u soms dat u, die zelf doet wat u in anderen veroordeelt, de straf van God kunt ontlopen?” Heel Romeinen 1 mondt uit in Romeinen 2:1. Daarbij wijst Alison erop dat door de later toegevoegde hoofdstuk- en versindeling het verband tussen Romeinen 1 en 2 buiten beeld is geraakt. De conclusie van Romeinen 2: 1 is dat Paulus verbiedt om over iemand anders te oordelen. Dit is het punt waarnaar Paulus toewerkt vanuit Romeinen 1. In Romeinen 1: 14-18 zet Paulus zijn doelstelling uiteen; hij schrijft immers: “Ik sta ten dienste van alle volken: van beschaafde en niet beschaafde, geletterde en ongeletterde, en daarom is het mijn wens het evangelie ook aan u in Rome te verkondigen. Voor dit evangelie schaam ik mij niet, want het is Gods reddende kracht voor allen die geloven, voor Joden in de eerste plaats, maar ook voor andere volken. In dit evangelie openbaart Gods gerechtigheid zich immers van begin tot eind door geloof, zoals ook geschreven staat: ‘De rechtvaardige zal leven door geloof.’” Hieruit blijkt dat bij Paulus de nadruk ligt op het bereiken van de heidenen. In het vervolg van zijn betoog richt hij zich op alle zondigheid van heidense afgodenverering door sterk te verwijzen naar en te refereren naar het boek Wijsheid, dat bij iedere geletterde religieuze Jood die leefde in de diaspora bekend was. Paulus woorden komen in sterke mate overeen met het boek Wijsheid. In de onderstaande tabel een vergelijkend voorbeeld:

Romeinen 1: 18-24    Wijsheid 12:23 - 13:10



 

Vanuit de hemel openbaart Gods toorn zich over al het kwaad en onrecht van hen die met hun onrechtvaardigheid de waarheid geweld aandoen. Want wat een mens over God kan weten is hun bekend omdat God het aan hen kenbaar heeft gemaakt. Zijn onzichtbare eigenschappen zijn vanaf de schepping van de wereld zichtbaar in zijn werken: zijn eeuwige kracht en goddelijkheid zijn voor het verstand waarneembaar. Er is dus niets waardoor zij te verontschuldigen zijn. Want hoewel ze God kennen, hebben ze Hem niet de eer en de dank gebracht die Hem toekomen. Hun overpeinzingen zijn volkomen zinloos en hun onverstandig hart is verduisterd. Terwijl ze beweren wijs te zijn, zijn ze dwaas geworden en hebben ze de majesteit van de onvergankelijke God ingewisseld voor beelden van vergankelijke mensen, vogels, lopende en kruipende dieren.

Wie niet van God weet is een geboren dwaas. Zulke mensen zijn niet eens in staat om uit alle goede dingen die ze zien de Zijnde te kennen, of de maker te ontwaren in wat Hij gemaakt heeft. In plaats daarvan zien ze vuur of wind, of een windvlaag, een sterrenkring, onstuimig water of hemellichten aan voor goden die de wereld beheersen. Als zij, verrukt door hun schoonheid, deze dingen al tot goden verheffen, dan hadden ze toch moeten inzien hoezeer Hij die over al die dingen heerst, ze te boven gaat. Dat alles is immers gemaakt door de schepper van de schoonheid. En als ze verbaasd staan over de kracht en de werking van die dingen, dan hadden ze daaruit toch moeten leren dat de macht van Hem die ze gemaakt heeft nog veel groter is. Uit de grootheid en de schoonheid van de schepping is immers af te leiden wie de schepper is. Toch moet over deze mensen niet al te hard geoordeeld worden, want misschien dwalen ze terwijl ze God zoeken en Hem willen vinden. Ze zijn zo verdiept in het bestuderen van wat Hij gemaakt heeft dat ze zich helemaal door het uiterlijk laten meeslepen, zo mooi is alles wat er te zien is. Desondanks zijn ze niet vrij te pleiten: als ze bij machte zijn om zo veel kennis op te doen dat ze de wereld kunnen doorvorsen, dan hadden ze Hem die heerst over al die dingen toch allang moeten vinden?

Meelijwekkend zijn ook zij die hun hoop stellen in dode dingen en maaksels van mensenhanden tot god uitroepen, of het nu gouden of zilveren beelden zijn, afbeeldingen van levende wezens, of een nutteloos stenen voorwerp uit vroeger tijd.

 

Joodse polemiek
Alison maakt duidelijk dat Paulus betoog in feite een standaard stuk Joodse polemiek is over heidenen in het algemeen: zij verruilen Gods glorie door beelden. De luisteraars van Paulus begrepen onmiddellijk waarover het ging. Zij leefden immers in een wereld die vol stonden met tempels en afgoden, bestaande uit katten, jakhalzen en slangen. Paulus doet in feite niet anders als het boek Wijsheid doet, namelijk een verband leggen tussen afgoderij, de bron van alle kwaad waardoor zij, als gevolg daarvan vervolgens betrokken raakten in passies, die hen onteerden. Hier sluiten de uitleg van Murphy en Fredrickson aan. Zij verhelderen elk op hun eigen wijze wat en hoe passies de heidenen onteerden. Paulus trekt een tussenconclusie in 1 Romeinen 1:24-26: “Daarom heeft God hen uitgeleverd aan hun zedeloze begeerten, waardoor ze hun lichaam onteren. Ze hebben de waarheid over God ingewisseld voor de leugen; ze vereren en aanbidden het geschapene in plaats van de schepper, die moet worden geprezen tot in eeuwigheid. Amen.” Met deze opmerking van Paulus, zo betoogt Alison, wil hij de Joodse gelovigen ervan overtuigen dat hij aan hun kant staat, zodat ze op Paulus kunnen rekenen. Vervolgens zet Paulus zijn betoog voort in de verzen 26-27: “Daarom heeft God hen uitgeleverd aan onterende verlangens. De vrouwen hebben de natuurlijke omgang verruild voor de tegennatuurlijke, en ook de mannen hebben de natuurlijke omgang met vrouwen losgelaten en zijn in hartstocht voor elkaar ontbrand. Mannen plegen ontucht met mannen; zo ontvangen ze, door eigen toedoen, het verdiende loon voor hun dwaling.” Alison wijst erop dat dit precies het soort praktijken zijn die in Paulus’ tijd plaatsvonden in en rond de heidense tempels in de mediterrane wereld; overigens dezelfde soort praktijken als in de tijd van het boek Wijsheid voorkwamen. Het betroffen praktijken waarbij vrouwen zich verkleedden als satyrs met grote fallussen (mannelijke geslachtsorganen), zodat zij de penetrerende partner konden zijn in plaats van de gepenetreerde; deze rolwisseling werd als tegennatuurlijk beschouwd. Alison citeert vervolgens in dit verband Clemens van Alexandrië, waaruit valt op te maken dat Paulus inderdaad in deze zin begrepen moet worden; Clemens van Alexandrië zegt bijvoorbeeld:Om deze reden komen geboorten bij hyena’s weinig voor, omdat zij hun zaad tegennatuurlijk zaaien. …. Zulke goddeloze mensen “heeft God prijsgegeven” zegt de apostel “aan onterende hartstochten. Want de vrouwen ruilen hun natuurlijk gebruik in voor iets dat tegennatuurlijk is. …” Maar de natuur heeft zelfs het meest sensuele beest niet toegestaan om de doorgang gemaakt voor ontlasting seksueel te misbruiken. … Terwijl zij de natuurlijke orde vertroebelen spelen mannen de rol van vrouwen en vrouwen spelen de rol van mannen, tegen de natuur in. … Geen enkele doorgang wordt gesloten voor kwade lust; en hun seksualiteit is een publiek instituut – zij zijn kamergenoten in hun uitspattingen.”
In Paulus’ dagen waren dit bekende praktijken; naast het feit dat in die cultus een sterk travestie-element voorkwam, behelsden de riten een orgastische razernij waarin mannen zich lieten penetreren en die culmineerden in zelfcastratie van sommigen in de razernij. Voor Paulus’ luisteraars waren dit bekende verschijnselen die regelmatig voorkwamen in het openbare leven in die tijd. Voor de Joodse luisteraars was het duidelijk, in de woorden van Alison: ‘dit was precies soort idiote zaken waar heidenen in terecht kwamen als gevolg van hun afgoderij’.

Finaal oordeel
Vervolgens wijst Alison erop dat Paulus onmerkbaar overgaat om de trots door te prikken van de Joodse luisteraar. Alison zegt daarover dat Paulus ongemerkt en geleidelijk toewerkt naar de ondermijning van hun zelfvoldane positie.Tot dan toe heeft Paulus een serie praktijken laten zien die overduidelijk heidens waren waarvan de Joden onder luisteraars een sterk groepsgevoel kregen; zij, de Joden, tegenover de heidenen; Paulus laat zich vervolgens nog steeds uit tegen de heidenen en hun goddeloze praktijken door nog ergere zaken aan de orde te stellen, namelijk diep gewortelde neigingen. Paulus betoogt: Omdat ze het beneden hun waardigheid achtten God te erkennen, heeft God hen uitgeleverd aan hun eigen onwaardige ideeën en doen ze wat verwerpelijk is. Ze zijn door en door onrechtvaardig en boosaardig, hebzuchtig en slecht”. Ook op dit punt zouden de Joodse luisteraars het nog steeds roerend met Paulus eens zijn.  Dan benoemt Paulus veel voorkomende neigingen, die niet alleen bij heidenen voorkomen, maar ook bij Joodse luisteraars bekende neigingen zijn; Paulus stelt immers: Ze zijn door en door afgunstig, moordzuchtig en twistziek, doortrapt en kwaadaardig. Ze roddelen en spreken kwaad, haten God, zijn hoogmoedig, arrogant en zelfingenomen. Ze zijn vindingrijk in het kwaad, tonen geen ontzag voor hun ouders, zijn kortzichtig en trouweloos, liefdeloos en onbarmhartig”. Om vervolgens, met vermoedelijke instemming van de Joodse luisteraars, een finaal oordeel te vellen over het heidense gedrag: “En hoewel ze het vonnis van God kennen en weten dat mensen die dergelijke dingen doen de dood verdienen, doen ze dit alles toch. Sterker nog, ze juichen het zelfs toe dat anderen het ook doen”. En juist op dit punt wijst Alison erop dat de hoofdstukindeling niet klopt. Want Paulus opmerking dat de heidenen hun oordeel van God kennen, is helemaal niet het einde van Paulus’ betoog. De finale en scherpste conclusie zijn de daarop volgende verzen uit hoofdstuk 2, specifiek gericht tot de zichzelf superieur achtende Joden;​ “En u, wie u ook bent, met uw oordeel al klaar: u bent evenmin te verontschuldigen. Het oordeel dat u over anderen velt, velt u over uzelf, want de dingen die u veroordeelt doet u zelf ook”.

Kernpunt
Belangwekkend is dat Alison erop wijst dat Paulus’ betoog niet gewerkt zou hebben als hij de Joodse luisteraars ook verweten zou hebben dat zij zich schuldig zouden maken aan dezelfde kwalijke praktijken als de heidenen, simpelweg omdat de Joden zich bijvoorbeeld niet schuldig maakten aan bizarre heidense praktijken van geseksualiseerde riten. Echter, en dat is Paulus’ kernpunt, de Joden hebben wel precies dezelfde patroon van begeerte als de heidenen. Paulus bevestigt dit punt wanneer hij niet langer meer over ‘zij’, de heidenen, spreekt, maar over te stappen op ‘wij’. “Wij weten dat God hen die dergelijke dingen doen terecht veroordeelt”, zo vervolgt Paulus. Daarna verbreedt Paulus zijn scoop door niet zich uitsluitend te richten op de Jood en de heiden, maar op een ieder van ons. “Dacht u soms dat u, die zelf doet wat u in anderen veroordeelt, de straf van God kunt ontlopen? Of veracht u zijn onbegrensde goedheid, geduld en verdraagzaamheid, en weet u niet dat zijn goedheid u tot inkeer wil brengen? Doordat u zo hardleers bent en niet tot inkeer wilt komen, maakt u de straf op de dag van Gods toorn, wanneer Hij zijn rechtvaardig vonnis velt, alleen maar zwaarder”. En vanaf dit punt in Paulus’ betoog laat hij zien dat het echte probleem van de mensen, het probleem van de begeerte is en dat wij, zoals Alison schrijft, ‘door Christus worden gered op het niveau van verandering van het patroon van de begeerte, verandering in dit patroon die zelfs de Wet, die in zichzelf goed was, niet kon bewerkstelligen’.

Geen legitimatie
Alisons interpretatie van Romeinen 1 en 2 maakt duidelijk dat deze hoofdstukken van de Romeinenbrief niet geschikt zijn als legitimatie van welk oordeel dan ook over  homoseksuele vrouwen en mannen. Zijn interpretatie vindt steun in de uitleg die de vroege kerkvaders gaven aan bijvoorbeeld Romeinen 1:26. De interpretatie sluit ook aan bij Murphy en Fredrickson die in feite ook beiden betogen dat het gaat om het probleem van de begeerte; die begeerte uit zich in het gebruik van de een door de ander en heeft steeds van doen orale en anale seks, terwijl Alison uitlegt dat Paulus die wantoestanden benoemt omdat uiteindelijk ook de Joodse luisteraars ervan te doordringen wat de ernst en de aard van de begeerte is waarmee alle mensen kampen. Het verklaart daarmee en daardoor de begrijpelijkheid en de ernst van Gods woede over de zonde en de beslissende noodzaak van Christus redding.

Herbezinning
In het licht van Alison, Murphy en Fredrickson is stelling in het visiedocument dat ‘in de discussie over homoseksualiteit en homoseksuele relaties de brief van Paulus aan de Romeinen een belangrijke plaats inneemt’, minst genomen discutabel, zo niet onterecht. Wanneer het visiedocument stelt dat het aan anderen is om te bewijzen dat de Bijbel  homoseksualiteit niet verbiedt, deugt ook deze bewijsverdeling niet; de interpretatie die het visiedocument weergeeft van Romeinen 1 is  minder vanzelfsprekend en nog minder overtuigend dan de synodecommissie  van de Christelijke Gereformeerde Kerken wil doen geloven. Met de verschillende invalshoeken die Murphy, Fredrickson en Alison hebben gekozen, valt op dat desondanks er tussen hun interpretaties grote verwantschap en overeenstemming is. Daarmee bieden zij een verfijnde en consistente interpretatie, die reden geeft en ruimte biedt om ook als Christelijke Gereformeerde kerken zich te herbezinnen op dit onderwerp. De inzichten die Murphy, Fredrickson en Alison geven, bieden een betere interpretatie dan in het visiedocument is verwoord; beter, omdat het visiedocument niet kan uitleggen waarom homoseksualiteit door God precies verboden is. Het visiedocument komt niet verder dan wanneer de bedoeling van een evident Bijbels spreken voor ons, beperkte mensen, niet geheel duidelijk is, dat spreken toch niet mogen negeren, omdat hier het gezag van het Woord van God geldt. Juist de onbegrijpelijkheid van deze Schriftbeschouwing, is een belangrijke oorzaak van de existentiële loyaliteitscrisis waarin christelijke homoseksuelen terecht kunnen komen. Er is alle reden om te twijfelen of de brief aan de Romeinen terecht zo’n belangrijke plaats inneemt over de discussie over homoseksualiteit en homoseksuele relaties. Die twijfel maakt ook beschroomd om homoseksuele relaties als zondig te kwalificeren.  Nu in een reeks van Vrije-Interpretaties verschillende invalshoeken zijn getoond die, naar het zich laten aanzien, een adequatere uitleg geven aan Romeinen 1:24-27, zijn voldoende redenen voor de kerken om zich hierop opnieuw te bezinnen.

 

Subscribe for updates on all content.

Protected by Spam Master

Reactie toevoegen

Beperkte HTML

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd> <h2 id> <h3 id> <h4 id> <h5 id> <h6 id>
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
Protected by Spam Master

Reactie toevoegen

Beperkte HTML

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd> <h2 id> <h3 id> <h4 id> <h5 id> <h6 id>
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
Protected by Spam Master