Naar aanleiding van het vorige blog, Israëlisch offensief in Rafah, werd terecht de vraag gesteld waarom daarin de opvatting van rechter Tladi niet is meegenomen. Hoewel dat een bewuste keuze was, lijkt het bij nader inzien toch nuttig deze keuze te verantwoorden om te voorkomen dat over het vorige blog het verwijt gemaakt kan worden dat het slechts is gebaseerd op selectieve argumenten. Rechter Tladi is namelijk van oordeel dat het Internationaal Gerechtshof Israël expliciet zou hebben bevolen zijn offensief in Rafah onvoorwaardelijk te staken en tevens impliciet zou hebben bevolen om ook elders in Gaza zijn militaire activiteiten te staken; maar diens interpretatie overtuigt niet. Er zijn meerdere redenen om zijn uitleg over de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof niet te volgen. 

 

Hoofd- en bijzin

In de eerste plaats stelt Tladi, zonder nadere toelichting die ontbreekt, dat het Internationaal Gerechtshof zonder voorbehoud zou hebben bevolen dat het Israëlisch offensief in Rafah moet worden gestaakt, terwijl dat nadrukkelijk nu juist niet blijkt uit de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof. Immers, de hoofdzin van het bevel wordt gevolgd door een bijzin, die begint met het betrekkelijke voornaamwoord ‘die’, dat daarmee extra informatie geeft over het militaire offensief in Rafah; namelijk: die militaire offensieven moeten worden gestaakt die ertoe leiden dat de leefomstandigheden van Palestijnen dusdanig verslechteren dat zij daardoor geheel of gedeeltelijk zouden worden vernietigd. Daarmee heeft het Internationaal Gerechtshof specifiek gedefinieerd welk militair offensief in Rafah moet worden gestaakt. De bijzin lijkt eigenlijk ook niet anders te impliceren.

 

Suggestief vals dilemma

Rechter Tladi lijkt zijn interpretatie dat Israël met dit bevel al zijn offensieve militaire acties in Rafah moet staken mede te baseren op de verwerping van Israëls verweer dat een dergelijk  staken van Israëls offensieve militaire activiteiten zou betekenen dat Hamas ongehinderd zijn aanvallen op Israëlische burgers en - grondgebied kan voortzetten. Tladi kwalificeert dat verweer van Israël als een vals dilemma; het zou namelijk suggeren , volgens Tladi, dat Israël zou moeten kiezen dat zijn rechten en die van zijn burgers worden geschonden of, ter voorkoming daarvan, Israël genoodzaakt zou zijn onbeperkte militaire operaties uit te voeren die catastrofale gevolgen hebben voor de Palestijnen waarvan inmiddels al vele voorbeelden zijn. Echter, hiermee lijkt Tladi eraan voorbij te zien dat, naast het beschermen van Israël zijn grondgebied en burgers, hij zich ook moreel verplicht voelt zijn gegijzelde burgers te bevrijden. En precies dat element lijkt Tladi buiten beschouwing te laten, terwijl dat van cruciaal belang lijkt te zijn voor Israël. Zijn militaire acties zijn mogelijk wel van elkaar te onderscheiden, maar niet van elkaar te scheiden. Bovendien lijkt rechter Tladi onderscheid te maken tussen offensieve en defensieve militaire actie in Rafah door Israël zonder te concretiseren wat het onderscheid tussen beide is. Dat onderscheid is, in het licht van de bescherming van Israëls burgers en grondgebied en het terughalen van zijn gegijzelde burgers, op voorhand vermoedelijk ook niet eenvoudig te maken, voor zover dat al mogelijk zou zijn. Offensief in de zin van aanvallend kan evengoed defensief zijn, bijvoorbeeld om gegijzelde burgers te bevrijden of om Hamas strijders uit te schakelen. Een militair offensief zou dus onderdeel kunnen uitmaken van zelfverdediging. Tot slot spreekt Tladi over onbeperkte militaire operaties zonder dat duidelijk is wat Tladi daarmee precies bedoeld en waarop hij zich baseert dat sprake zou zijn van onbeperkte militaire operaties; dat suggereert dat Israël op het standpunt zou staan dat zij ongelimiteerd geweld zou mogen gebruiken, terwijl daarvoor geen juridische onderbouwing is te vinden in de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof. Daarmee lijkt Tladi een suggestief dilemma te schetsen, dat bovendien tekort door de bocht lijkt te zijn.

 

Binnen de regels van het Genocide verdrag

Dit laat uiteraard onverlet dat van Israël zeker gevraagd mag worden bij zijn militaire acties steeds de proportionaliteit in acht te nemen, omdat inderdaad in de afgelopen maanden ontstellend veel catastrofaal leed aan de Palestijnse burgerbevolking is toegebracht, maar hierbij geldt gelijktijdig ook dat Hamas daarvoor minstens mede verantwoordelijk is. Ook dat aspect lijkt Tladi onvoldoende te hebben verdisconteerd in zijn interpretatie. Zijn constatering dat het Internationaal Gerechtshof zijn oproep aan Hamas om de gijzelaars vrij te laten weliswaar heeft herhaald, ziet eraan voorbij dat Hamas niet slechts Israëlische gijzelaars gevangen houdt, maar ook tot op de huidige dag offensieve militaire acties onderneemt. Zo stelt Israël dat er sinds 7 oktober 2023 meer dan 10.000 raketten op Israël zijn afgevuurd door Hamas, recentelijk nog 1000 raketten vanuit Rafah inclusief vanuit de buurt bij de grensovergang van Rafah, er in Rafah meerdere Hamas-bataljons zijn en er uitgebreide tunnel netwerken bestaan die door Hamas worden gebruikt. Het recht op zelfverdediging wordt illusoir als Israël binnen haar verplichtingen uit het Genocide verdrag, proportioneel en met inachtneming van de grootst mogelijke zorgvuldigheid ter bescherming van de Palestijnse burgerbevolking, niet langer militair tegen Hamas zou mogen optreden. Om vorenstaande redeneren lijkt het niet voor de hand liggend dat het Internationaal Gerechtshof in  zijn uitspraak expliciet zou hebben bedoeld dat Israël zijn offensief militair optreden in Rafah en in Gaza zonder meer zou moeten staken. Daarvoor lijkt de tekst van de uitspraak onvoldoende aanknopingspunten te bieden, terwijl dat ook niet aansluit op de erkenning van het Internationaal Gerechtshof op Israëls recht op zelfverdediging en zijn recht op het terughalen van zijn gegijzelden. Daarom lijkt de conclusie uit het vorige blog gerechtvaardigd dat de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof niet op zichzelf staat, maar bezien moet worden vanuit de juiste context; er is namelijk sprake van genuanceerde maatregelen van het Internationaal Gerechtshof die erop gericht zijn het Israëlische offensief binnen de verplichtingen van het Genocide verdrag te doen laten plaatsvinden en tegelijkertijd beoogt desastreus leed voor Palestijnen te voorkomen, waardoor Israël zorgvuldig en proportioneel te werk zal moeten gaan en alles moet doen wat redelijkerwijze mogelijk is om Palestijnse burgers te ontzien. Dat lijkt rechtens een meer redelijke uitleg van de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof dan de interpretatie die rechter Tladi van de uitspraak geeft. 

 

Subscribe for updates on all content.

Protected by Spam Master

Reactie toevoegen

Beperkte HTML

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd> <h2 id> <h3 id> <h4 id> <h5 id> <h6 id>
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
Protected by Spam Master

Reactie toevoegen

Beperkte HTML

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd> <h2 id> <h3 id> <h4 id> <h5 id> <h6 id>
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
Protected by Spam Master