Huwelijk en veiligheid van de vrouw en haar kinderen in de Bijbel

Uiteraard is in de Bijbelse maatschappelijke context het patriarchale huwelijk de norm. Kinderen die daarbuiten geboren worden vormen een ‘probleem’. Dat David niet meetelt als Samuël vraagt naar de zonen van Isaï  (1 Sam 16: 10-11) zou daar zomaar mee te maken kunnen hebben. David zou bijvoorbeeld een bastaard van Isaï geweest kunnen zijn, al zijn daar geen directe aanwijzingen voor. De echte spits in die geschiedenis is dat God anders kijkt dan mensen. De zoon die door zijn vader niet meegeteld werd, wordt gezien door God. De doorgaande Bijbelse lijn in het OT is dat vrouwen en kinderen (c.q. weduwen en wezen) onder Gods bijzondere bescherming staan, zijn oog is op hen. Het is daarom dat het waarschijnlijk niet teveel is gezegd dat om de bescherming van vrouwen en kinderen, het huwelijk door God is ingesteld. En zou dát niet de reden zijn dat seksualiteit buiten het huwelijk veroordeeld wordt in de kuisheidswetten in de boeken van Mozes? Niet in de eerste plaats om de seksualiteit op zichzelf te bestraffen maar in hoofdzaak om de gevolgen voor de vrouwen en de verwekte kinderen te regelen of in goede banen te leiden. Seksueel verkeer (klaarkomen) is voor de vrouw in kwestie altijd risicovoller dan voor de man wegens de kans op (ongewenste) zwangerschap. Dat veel mannen zich daar niet om bekommeren en zich er soms zelfs op beroemen meerdere vrouwen zwanger te hebben gemaakt – en vervolgens weggegaan zijn- zegt veel over de potentieel kwetsbare positie van de vrouw en het potentieel onverantwoordelijk handelen van (te) veel mannen.

Dat in het verleden vele meisjes onwetend en ongewild zwanger zijn geworden van hun vriendje of van iemand die zich aan hen vergreep, zonder dat ze wisten hoe dat kwam, maakt duidelijk dat de Bijbel in bepaalde zin zijn tijd vooruit was in de bescherming van de vrouw tegen gedwongen seks en zwangerschappen buiten het huwelijk. Zie Leviticus 18 en 20 over ongeoorloofde seksuele betrekkingen binnen de familie. Daarmee werden in de eerste plaats de vrouwen beschermd tegen de macht der begeerte van de mannen in de familie. Tegenwoordig zouden we dat bepalingen tegen incest noemen. Zelfs zijn er regels voor een meisje dat als oorlogsbuit meegenomen wordt (Deut 21:10-14). Er mag onder bepaalde voorwaarden met haar getrouwd worden maar ze mag geen seksslaaf worden.  In Deuteronomium 22: 13-28 gaat het over seksuele misdrijven, die bij de eerste indruk met name de zonde en de straf beschrijven maar in de kern ook een stuk bescherming bieden voor de betreffende vrouw die in deze situatie verkeert of verzeild is geraakt, meestal door toedoen van een man. De vrouwen mogen er niet als enige de dupe van worden en met de gevolgen blijven zitten. De man in kwestie gaat niet vrijuit.

De afkomst van richter Jefta is op twee manieren interessant. In de eerste plaats vermeldt Rechters 11: 1 dat zijn vader hem verwekt had bij een hoer, terwijl zijn vader ook zonen had bij zijn eigen vrouw. In de tweede plaats is dit interessant: Toen die zonen volwassen waren (en hun vader overleden was?) hadden ze Jefta weggejaagd met de woorden: ‘Jij krijgt geen erfdeel uit het bezit van onze vader, want je bent de zoon van een andere vrouw’. (Rechters 11:2). Dat ze Jefta later toch weer nodig hadden en wat daarvoor nodig was tot hij hun leider wilde zijn, maakt duidelijk hoeveel pijn dat in de familie opgeleverd heeft (Rechters 10:17-11:11). God zelf leidde het zo dat Jefta in ere hersteld werd. Typerend voor de Bijbel, deze samenloop van persoonlijke- en volksgeschiedenis, het komt in heel de Bijbel voor.

Deuteronomium 24:1-4 regelt op het eerste gezicht de mogelijkheid van een echtscheiding, maar evenzo regelt dit ook de rechtspositie van de gescheiden vrouw. Deuteronomium 5:5 is curieus en lijkt in het voordeel van de man, maar past ook goed in de gedachte dat een getrouwde vrouw ‘recht heeft’ op nageslacht bij haar man, dat ‘maakt haar gelukkig’ omdat ze voor haar toekomst zekerheid kan ontlenen aan het hebben van kinderen uit haar huwelijk. Want de situatie van een gehuwde vrouw zonder kinderen of een weduwe zonder kinderen was niet te benijden! De Bijbel (en soms nog in de hedendaagse maatschappij) kent daar voldoende voorbeelden van. De regeling van het erfrecht van de dochters van Selofchad (Numeri 27:1-11) is een veelzeggende uitzondering in het masculiene en patriarchale denken, die we niet te gemakkelijk als eenzame uitzondering moeten typeren. Het is eerder een vooruitwijzing naar Joël 3:1-2 dat de erfenis van God voor alle mensen is, ook voor vrouwen, jongeren, slaven en slavinnen. Paulus zegt in feite hetzelfde in Galaten 3:26-28. 

Interessant punt is dat de kwestie van het erfrecht via de vrouwelijke lijn pas geregeld is toen de vijf (bij hun naam genoemde) dochters van Selofchad aan de bel trokken bij Mozes, de priester Eleazar, de leiders en het hele volk. Ze maakten er dus een grote zaak van en een principiële kwestie, waar iedereen bij betrokken raakte ook degenen die daar helemaal niet op zaten te wachten of er het nut niet van konden inzien. De vijf zussen gingen niet opzij voor een argument wat mogelijk geopperd werd, dat als God dit erfrecht gewild had, dat Hij er dan wel over begonnen was in de reeds bekende wetten en voorschriften. Mozes had het er blijkbaar zo moeilijk mee dat hij hun zaak aan de HEER voorlegde. Het antwoord was helder: en de HEER zei tegen Mozes: ”Selochfads dochters hebben gelijk. Je moet hun inderdaad een stuk grond in bezit geven, net als de broers van hun vader. Wat hun vader toekwam moet op hen overgaan….. (De hele uitspraak, van God zelf(!), staat in Numeri 27:6-11).

Het wachten is op een delegatie van christelijke vrouwen uit de diverse kerken van een classis en particuliere synode die (via de kerkelijke weg) aankloppen bij de generale synode en vragen: geef de vrouwen in de kerk het recht dat haar toekomt. Het ambt komt rechtens (ook) toe aan de vrouw. En verschuil je als synode dan niet achter de drogreden dat vrouwen in de Bijbel alleen geroepen werden als er geen bekwame mannen waren. Het omdat-Balak-het-niet-deed-moest-Deborah-het-doen argument. Bij de doortocht door de Rietzee waren de geschikte mannen (Mozes en Aäron) echt wel aanwezig maar hun zuster Miriam ging als profetes alle vrouwen van het volk voor in een feestelijke dans ter ere van God (Ex 15:20,21).

Men mag ervan uit gaan dat een beroep op de activiteiten van de profetes Miriam en op het erfrecht, dat pas toen de situatie zich voordeed geregeld werd, voor Machla, Noa, Chogla, Milka en Tirsa, geen afgevaardigde ter synode onberoerd kan laten. En zoals deze vijf vrouwen hun argumenten paraat hadden (Num 27:3,4) zo hebben de christenvrouwen die theologie gestudeerd hebben, de overtuigende argumenten -die nogal wat christenmannen over het hoofd lijken te zien-  vast wel paraat. Dat er genoeg mensen in de kerk zijn die hier het nut niet van inzien en er niet op zitten te wachten is geen argument maar een drogreden. Het kan toch niet zo zijn dat de mannen de veiligheid van het voorrecht op het ambt nodig hebben? Want voorrechten voor mannen lijken zo vanzelfsprekend en cultuurbepaald (vgl de geschiedenis van Jefta en zijn halfbroers), dat de volgende paragraaf daarover gaat: vrouw en patriarchaat.

 

Reactie toevoegen

Beperkte HTML

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd> <h2 id> <h3 id> <h4 id> <h5 id> <h6 id>
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
Protected by Spam Master