Deze Vrije-Interpretatie geeft een eerste aanzet tot een praktische uitwerking van hoe binnen de CGK omgegaan kan worden met verschillen in opvatting over de vrouw in het ambt. Het beoogt een regeling te schetsen waarin verdraagzaamheid centraal staat, vergelijkbaar met een fusain dat de contouren van een onderwerp vastlegt. Uitgaande van het principe dat de ambten in de basis voor mannen zijn, verkent deze Vrije-Interpretatie de ruimte binnen het gereformeerde kerkrecht voor plaatselijke kerken die, vanuit gewetensbezwaren, vrouwen in de ambten willen laten dienen. Daarbij wordt gestreefd naar een oplossing die recht doet aan de belangen van alle kerken binnen het verband.

In Vrije-Interpretatie ‘Niet Noordeloos, maar eindeloos’ is betoogd dat het gereformeerde kerkrecht in zichzelf voldoende ruimte biedt om te zoeken naar een modus om ruimte te geven voor vrouwelijke ambtsdragers aan plaatselijke gemeenten. In reactie op die Vrije-Interpretatie werd de vraag gesteld hoe dat dan praktisch mogelijk zou zijn. En dat is een terechte vraag die beantwoording behoeft. In deze Vrije-Interpretatie wordt een eerste aanzet daartoe gedaan. Het beoogd geen uitputtende regeling te zijn, maar wel een eerste concretisering van de mogelijkheid om binnen de CGK te komen tot het verdragen van verschillen in opvatting over vrouw in ambt en het bieden van een begaanbare oplossing om in de praktijk van het kerkelijk leven daaraan invulling te geven. Dit gedachtenexperiment is bedoeld om de contouren weer te geven hoe de kerkelijke verdraagzaamheid eruit zou kunnen komen te zien en geeft daarvoor een theoretische verantwoording. Net zoals een fusain een tekening of schets is die de contouren, schaduwen en nuances van een onderwerp vastlegt met houtskool, zo probeert "het fusain van verdraagzaamheid" de essentie, de verschillende aspecten en de subtiliteiten van verdraagzaamheid in een regeling te vangen.
Uitgangspunt
Wat betreft het openstellen van de ambten voor vrouwen geldt dat in algemene zin die opstelling ziet de op de ambten van ouderling, diaken en predikant. Deze houtskoolschets is dus geen pleidooi voor het algemeen openstellen van de ambten voor vrouwen. Het uitgangspunt in deze Vrije Interpretatie is dat de ambten zijn voorbehouden aan mannen. Echter, dit fusain beschrijft de ruimte die de bandbreedte van het gereformeerde kerkrecht biedt om, op grond van de Schrift en het persoonlijk geweten, uitzonderingen mogelijk te maken voor plaatselijke kerken die daartoe in geweten een dringende noodzaak ervaren. Daarbij wordt ernaar gestreefd om zo min mogelijk een beroep te doen op de medewerking van kerken die bezwaren hebben tegen de openstelling van de ambten voor vrouwen. In de beschrijving is de openstelling van het ambt van predikant misschien wel het meest controversieel, maar feit is dat in de praktijk er plaatselijke gemeenten zijn die inmiddels vrouwelijke voorgangers hebben laten voorgaan in hun kerkdienst. Dat doet vermoeden dat deze gemeenten mogelijk ook openstaan voor het beroepen van een vrouw als predikant. En hoewel de focus in dit fusain ligt op de openstelling van de ambten van ouderling en diaken, wil deze Vrije-Interpretatie niet zonder meer aan het ambt van predikant voorbijgaan. Dat zou misschien een miskenning zijn van de werkelijkheid en afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van het gedachtenexperiment.
Niet alleen eigen belang
Nader uitgangspunt zijn Paulus’ woorden in zijn brief aan de Filippenzen wanneer hij schrijft: ‘handel niet uit geldingsdrang of eigenwaan, maar acht in alle nederigheid de ander belangrijker dan uzelf. Heb niet alleen uw eigen belangen voor ogen, maar ook die van de ander.’ Aan deze oproep gaat de aansporing vooraf om Paulus volmaakt gelukkig te maken door eensgezind te zijn, één in liefde, één in streven, één van geest. Die oproep en aansporing betrof in eerste instantie de heiligen van Filippi en daarmee vermoedelijk de lokale gemeente van Filippi en niet een heel kerkverband zoals de CGK, maar die oproep en aansporing kan toch ook betekenis hebben voor de CGK als kerkverband. Voor de plaatselijke kerk geldt de oproep tot eensgezindheid in het bijzonder. Het betekent onder andere dat op gemeentelijk niveau het daarom van belang is alleen die regels te aanvaarden die de saamhorigheid, eenheid en gehoorzaamheid aan God versterken en in stand houden, maar tegelijkertijd daarbij ook rekening te houden met de belangen van de ander. Dat impliceert dat de plaatselijke kerk op goede gronden in geweten bezwaard kan zijn dat ambten gesloten blijven voor vrouwen en daarom ervoor kiest ambten open te stellen, maar die beslissing mag niet zover gaan dat zij zich zó laat gelden dat andere kerken binnen het kerkverband daardoor in verlegenheid of zelfs in gewetensnood worden gebracht. Dat betekent dat als een plaatselijke kerk in geweten ervan overtuigd is dat in haar plaatselijke situatie de openstelling van ambten geboden is, die openstelling niet zover gaat dat zij vrouwelijke ambtsdragers kan afvaardigen naar meerdere vergaderingen, in casu de classis, zolang daartegen bij andere kerken gewetensbezwaren bestaan en het synodebesluit over ViA door de generale synode niet wordt herroepen.
Artikel 17.K.O.
Als vertrekpunt voor het fusain van verdraagzaamheid wordt artikel 17 K.O. genomen; dat artikel bepaalt ten aanzien van de dienaren des Woords dat zoveel mogelijk gestreefd zal worden naar gelijkheid, zowel wat betreft de plichten als de rechten, die hun ambtsbediening met zich brengt, een en ander ter beoordeling van de kerkenraad en, indien nodig, van de classis. Hetzelfde beginsel dient ook in acht genomen te worden met betrekking tot ouderlingen en diakenen. Uit het artikel spreekt dat het aan de kerkenraad is om de taken van de predikant te regelen. daarbij geldt dan dat elke predikant zoveel mogelijk een gelijksoortig takenpakket heeft, wat impliceert dat de rechten en plichten die de predikant precies heeft ter beoordeling is aan de kerkenraad. Hetzelfde principe geldt voor ouderlingen en diakenen. Welk takenpakket tot de predikant, ouderling of diaken behoort, is vervolgens nader in de kerkorde beschreven. De kerkenraad is dus bevoegd om aanpassingen te doen in het takenpakket van ambtsdragers indien dat nodig blijkt te zijn. Bijlage 1.30 behorende bij artikel 16 K.O. bevat een handreiking ten behoeve van het jaarlijkse gesprek over het ambtelijk werk van de predikant zijnde de aan hem opgedragen taken ex artikel 16 K.O. Die handreiking is op haar beurt weer voorzien van een kader waarbinnen het gesprek met de predikant dient plaats te vinden. In dat kader wordt onderscheid gemaakt tussen de primaire en andere taken van de predikant. Die andere taken worden secundaire taken genoemd. Tot de secundaire taken van de predikant worden onder andere de werkzaamheden ten behoeve van het bredere kerkelijke leven gerekend, waaronder de classis, particuliere en/of generale synode, maar ook deputaatschappen en consulentschappen. Of en in welke mate de predikant deze taken zal uitvoeren is een zaak van overleg tussen kerkenraad en predikant en afhankelijk van een aantal factoren; het kader noemt dan werkdruk, gezondheid, gezinssituatie, maar ook de situatie in de gemeente. Het betreft geen limitatieve opsomming, zodat daartoe ook de situatie van de gemeente gerekend mag worden. Als de situatie van de gemeente is dat ambten openstaan voor vrouwen, betreft dat een situatie die niet algemeen aanvaard is binnen het kerkverband. Bij het vaststellen van het takenpakket behoort daarmee rekening te worden gehouden. Het ligt voor de hand dat voor deze situatie de kerkenraad met de predikant afspreekt dat hij geen werkzaamheden verricht ten behoeve van het bredere kerkelijke leven, tenzij een meerdere vergadering daarom vraagt dan wel zelf de ambtsdrager daartoe benoemt. Dergelijke afspraken zijn geen inbreuk op het gelijkheidsbeginsel en evenmin discriminatoir. Immers, er is een objectieve rechtvaardigingsgrond; vrouwelijke ambtsdragers zijn binnen het kerkverband niet aanvaard om welke reden die secundaire taken bestaande uit werkzaamheden ten behoeve van het bredere kerkelijke leven niet tot het takenpakket van vrouwelijke ambtsdragers kunnen worden gerekend en de kerkenraad die bevoegd is tot de vaststelling van het takenpakket kan dus die secundaire taken niet toekennen. Dat kan als een beperking van het ambt worden gezien, maar dat is te rechtvaardigen omdat ze de eenheid, saamhorigheid en gehoorzaamheid aan God binnen het kerkverband dienen. Het dient de eenheid van het kerkverband, terwijl wat telt is dat Christus verkondigd wordt.
Afspraken takenpakket
En hoewel het niet op voorhand voor de hand ligt dat er vrouwelijke predikanten kunnen worden beroepen door een plaatselijke kerk, al was het maar omdat de classis daaraan medewerking moet verlenen en daarvoor geen althans onvoldoende draagvlak is, kunnen de uitgangspunten die bij vaststelling van het takenpakket van predikanten gelden ook worden gebruikt voor ouderlingen en diakenen. Immers, artikel 17 K.O. geldt op gelijke wijze ook voor hen. De kerkenraad beoordeelt het takenpakket van ambtsdragers dat primaire en secundaire taken kent. Het te maken onderscheid waarbij vrouwelijke ambtsdragers niet worden afgevaardigd door de plaatselijke kerk naar de classis berust op hetzelfde principe, namelijk dat de plaatselijke kerk rekening houdt met de andere kerken in het resort die (gewetens)bezwaren hebben tegen vrouwelijke ambtsdragers. En ook in dit geval is er geen sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel en het is ook niet discriminatoir. Ook hier is sprake van een rechtvaardigingsgrond, omdat het belang van bezwaarden binnen het kerkverband ermee wordt gediend. Bovendien berust het op een afspraak tussen de kerkenraad en vrouwelijke ambtsdragers. De mannelijke ambtsdragers die afgevaardigd worden naar een meerdere vergadering, zoals een classis, zijn niet meer of anders ambtsdrager dan zijn vrouwelijke ambtgenoten, omdat er geen ambtsdragers vergaderen in meerdere vergaderingen, zoals een classis, maar kerken. De plaatselijke kerken vaardigen vertegenwoordigers af die de hoedanigheid van ambtsdrager hebben, maar vertegenwoordigers oefenen ter vergadering niet hun ambtsbevoegdheden uit, omdat die bevoegdheden zich beperken tot de kring van de eigen gemeente. Daarom zijn vrouwen die in hun gemeente als ambtsdragers geroepen, verkozen en bevestigd zijn, ambtsdragers met volle bevoegdheden gelijk aan mannelijke ambtsdragers. Dus, voor zover er sprake zou zijn van enige beperking voor vrouwelijke ambtsdragers betreft dat niet de primaire opdracht die aan ouderlingen en diakenen in de kerkorde zijn gegeven. De realiteit brengt wel met zich mee, wat overigens ook gezond is, dat de samenstelling van de kerkenraad dan niet enkel uit vrouwelijke ambtsdragers kan bestaan, omdat dit met zich brengt dat de kerk zich daarzonder niet zou kunnen laten vertegenwoordigen bij een classisvergadering.
Ingewikkelder situatie
In het kader van tucht uitoefening over ambtsdragers kan een ingewikkelder situatie ontstaan, omdat de kerkorde voorschrijft in het geval een ambtsdrager zich schuldig maakt aan een grove openbare zonde, die ambtsdrager, na voorafgaand onderzoek, terstond uit zijn ambt gezet moet worden door de kerkenraden van de plaatselijke en dichtstbijgelegen gemeente. Als de dichtstbijgelegen gemeente een gemeente betreft die bezwaren heeft tegen vrouwelijke ambtsdragers, zou dat tot gewetensnood kunnen leiden. Er lijken geen principiële bezwaren te zijn om de kerkorde hierop enigszins aan te passen met de wijziging om een ambtsdrager uit zijn ambt te zetten door de plaatselijke kerkenraad en een kerkenraad uit het classis resort. Vermoedelijk is de keuze voor de dichtstbijzijnde gemeente mede ingegeven om de reisafstanden tot een minimum te beperken. Dat zal vandaag de dag minder van belang zijn. Voor het geval een vrouwelijke predikant een grove openbare zonde zou begaan, zal de classis met advies van artikel 49 K.O. moeten beoordelen of er gronden zijn voor afzetting. Daarnaast zijn er situaties van non-actiefstelling waarbij de classis betrokken is en besluiten neemt. In die gevallen zou, rekening houdend met het belang van de ander, in casu de gemeente van wie de predikant op non-actief moet worden gesteld of uit het ambt wordt gezet, zwaarder wegen dan het bezwaar tegen vrouwelijke ambtsdragers en kan als kerken van de classis uitspraak worden gedaan over de gegrondheid van de maatregel. Mocht dat toch teveel gevraagd zijn dan kunnen bezwaarde kerken er ook voor kiezen deze classisvergaderingen niet bij te wonen, maar de classis wel de ruimte te geven te handelen en te besluiten, zoals de kerkorde voorschrijft.
Gebaseerd op verdraagzaamheid
Dit concept van een regeling, dat is gebaseerd op verdraagzaamheid, sluit aan op de gezindheid die Christus Jezus had. Hij, die de gestalte van God had, maakte er geen aanspraak op aan God gelijk te zijn, maar deed afstand van zijn positie en nam de gestalte aan van een dienaar. Hij werd gelijk aan de mensen, en als mens verschenen heeft Hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis. Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat, opdat in de naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde, en elke tong zal belijden: ‘Jezus Christus is Heer,’ tot eer van God, de Vader. Paulus vindt eensgezindheid zo belangrijk dat het hem zelfs volkomen gelukkig maakt; één in liefde, één in streven, één van Geest. Die eenheid is belangrijk voor de kerken om weer toe te komen aan hun eigenlijke opdracht: Christus verkondigen; die eenheid draagt bij aan de vrede in de kerken en voorkomt wanorde, want onze God is geen God van wanorde, maar van vrede.
Reactie toevoegen