
Het lijkt er sterk op dat de Christelijke Gereformeerde Kerken hun crisis niet te boven kunnen komen, tenzij er een Godswonder gebeurt, uiteraard. Hoewel ds. Van der Wekken in zijn overdenking op de eerste zittingsdag van deze week van de synode indringend de vraag stelde of de synode afgevaardigden veel of weinig van Jezus verwachten, leek aan het einde van week het er meer op dat sprake was van angstige afgevaardigden in een zinkend schip zonder Jezus, hoe hard zij Zijn naam ook aanriepen en zij tot Hem baden. Hartverscheurend om te horen. Dit gezegd hebbend mag misschien ook de vraag worden gesteld naar de legitimiteit van de besluitvorming binnen de synode van de CGK. In dubbel opzicht: zowel kerkrechtelijk als sociologisch.
Verkeerde uitleg en toepassing
Het is duidelijk dat met name de besluitvorming over vrouw en ambt de kerken in een crisis hebben gestort. Hoewel een veel gehoorde opvatting is dat vooral het uiteenlopen van hermeneutische en ecclesiologische verschillen de oorzaak zou zijn van verwijdering en het elkaar niet meer verstaan, lijkt die opvatting meer een excuus dan een juiste analyse. In een bijna eindeloze reeks Vrije-Interpretaties is aandacht gevraagd voor de omgang met en de toepassing van het kerkrecht. Daarin is in het bijzonder aandacht gevraagd voor artikel 31 K.O. en hoe dat moet worden toegepast. De synode van 2019 - 2022 en de huidige synode hebben artikel 31 K.O. verkeerd toegepast. Was er tijdens de vorige synode misschien nog sprake van een onbewust verkeerde toepassing, deze week bleek dat het een doelbewuste keuze was om artikel 31 K.O. verkeerd uit te leggen en toe te passen. Dat is ongetwijfeld een scherp en hard oordeel, maar zij is gefundeerd op feiten.
Niet heersen
Bij artikel 31 K.O. komt het aan op een zorgvuldige lezing van dat artikel; bovendien staat het artikel niet op zichzelf, maar is het ingebed in het geheel van de kerkorde. De kerkorde heeft een eigen karakter. Zij is een wederkerige overeenkomst. Kerken gaan over en weer met elkaar verbintenissen aan, rechten en plichten, die als het ware een samenwerkingsovereenkomst vormen. Een van de kenmerken van deze samenwerkingsovereenkomst, de kerkorde, is dat zij niet afdwingbaar is. Hoewel een niet afdwingbare overeenkomst buiten het kerkrecht misschien niet veel voorkomt, is zij geen onbekend verschijnsel. De niet-afdwingbaarheid heeft in geval van de kerkorde een geestelijk en Bijbels motief, namelijk dat kerken en kerkelijke vergaderingen onderling en ten opzichte van elkaar niet mogen heersen. Dat is ook expliciet vastgelegd in artikel 85 K.O. dat luidt:
“Geen kerk zal over andere kerken, geen ambtsdrager over andere ambtsdragers, op welke wijze ook, heersen.”
Geen kerkelijke dwang dus. De gemaakte afspraken moeten vrijwillig worden nagekomen. Echter, van belang is dat het ‘niet heersen’ ook inhoudt dat zaken die op een kerkelijke vergadering zijn besloten, niet gelijk gesteld mogen worden aan de Bijbel, zoals de kerken, onder andere, belijden in artikel 7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. De essentie daarvan is dat de Bijbel volledig en volmaakt is en daarom het enige referentiekader voor het geloof. En precies op dit punt sluit artikel 31 K.O. aan. Zoals in elk samenlevingsverband het noodzakelijk is om dingen af te spreken en besluiten te nemen, is dat in een kerkverband niet anders. Voor een goede samenleving is het noodzakelijk dat er soms beslissingen worden genomen, bijvoorbeeld over onderwerpen waarover verschillend wordt gedacht of wordt gehandeld. Dat geldt ook in de kerk. Daarbij is het van belang om dan ook onderlinge afspraken te maken hoe kerken tot hun besluit moeten komen. Het besluitvormingsproces is ervoor bedoeld om juiste, eerlijke en controleerbare besluiten te nemen.
Rechtsgeldig besluit
Artikel 31 K.O. drukt dat uit door te zeggen dat er sprake is van een rechtsgeldig besluit als het door een kerkelijke vergadering in ieder geval met een meerderheid van stemmen is aanvaard, maar bij voorkeur eenparig. De eenparigheid en de meerderheid van stemmen zijn niet de enige criteria waaraan een besluit moet voldoen om rechtsgeldig te zijn. Dat staat, op het eerste gezicht, niet in de tekst van artikel 31 K.O., maar dat is verklaarbaar. Immers, het spreekt voor zich dat zo’n besluit dat met een meerderheid van stemmen wordt genomen nooit rechtsgeldig kan zijn als het in strijd is met Gods Woord. Dat kan iedereen begrijpen; als de synode bijvoorbeeld eenparig besluit, om voortaan het woord ‘God’ uit de Bijbel te schrappen, zal er niemand in de kerken zijn die dat besluit zal aanvaarden. Zo’n (al dan niet eenparig) besluit zal niet voor geldig worden gehouden, een ongeldig besluit dus. Ook al wijst de synode erop dat alle synode afgevaardigden voor het besluit hebben gestemd, niemand zal dat een rechtsgeldig besluit vinden. En dat komt, omdat het besluit in strijd is met de Bijbel. Zo’n besluit kan nooit voor vast en bondig worden gehouden. Elk kerklid, elke kerkenraad en elke kerkelijke vergadering is niet aan zo’n besluit gebonden en hoeft zich daaraan dan ook niet te houden; sterker: die moet dat besluit verwerpen. Met andere woorden: een besluit dat voor vast en bondig wordt gehouden, veronderstelt dat het niet in strijd is met Gods Woord. Dit betekent dat voor elk kerkelijk besluit geldt dat zij niet in strijd met Gods Woord mag zijn.
Naast dat een besluit moet voldoen aan het vereiste dat het niet in strijd mag zijn met Gods Woord, mag het ook niet in strijd zijn met de belijdenis van de kerk, bijvoorbeeld artikel 7 NGB, maar ook niet in strijd zijn met de kerkorde. Het is dus van belang om te beseffen dat elk besluit aan deze voorwaarden moet voldoen om rechtsgeldig te zijn.
Tenzij-bepaling
Het is ook precies om deze reden dat artikel 31 K.O. een zogenaamde ‘tenzij-bepaling’ heeft. Ofschoon ook zonder die tenzij-bepaling een besluit ongeldig is als het bijvoorbeeld in strijd is met de Bijbel, benadrukt artikel 31 K.O. met de tenzij-bepaling de harde noodzaak om alleen besluiten voor rechtsgeldig te houden die niet in strijd zijn met de Bijbel, het belijden en de kerkorde. Op dit punt is het nog van belang dat artikel 31 K.O. precies formuleert; het schrijft voor dat een besluit ‘niet in strijd’ mag zijn met Gods Woord. Dat is iets anders dan dat een besluit ‘in overeenstemming’ moet zijn met Gods Woord. Op het eerste gezicht lijkt dat misschien wel een beetje hetzelfde, maar dat is het niet; het is een verschil, misschien zelfs wel een groot verschil. Als elk kerkelijk besluit in overeenstemming zou moeten zijn met de Bijbel betekent het dat een besluit zijn basis moet hebben in de Bijbel. Echter, een heel groot, misschien zelfs wel het grootste deel van de besluiten zijn praktisch van aard. Dingen die moeten worden geregeld. Het zou niet best zijn als ook dat soort besluiten gebaseerd moeten zijn op Bijbelse gegevens. Dat zou vermoedelijk onwerkbaar zijn. Belangrijker is dat ‘niet in strijd met Gods Woord’ meer ruimte geeft voor persoonlijke vrijheid en gewetensvrijheid. Er zijn veel dingen die niet expliciet in de Bijbel worden genoemd, en gelovigen kunnen hierin verschillende keuzes maken. En ook dat hebben de kerken, op grond van de Bijbel, in artikel 32 NGB opgenomen. Kerkelijke besluiten, zo zegt de NGB, mogen natuurlijk niet afwijken van wat Christus geboden heeft, wat betekent dat de kerken alle menselijke ingevingen en wetten om God te dienen verwerpen, die op wat voor wijze dan ook, daardoor dwang uitoefenen over ons geweten. Ook hieruit blijkt dat kerken en kerkmensen niet gebonden kunnen worden aan menselijke ingevingen en wetten, waaronder kerkelijke besluiten, die dwang uitoefenen over het geweten. Ook hier blijkt uit dat kerkelijke besluiten niet dwingend kunnen worden opgelegd of, op welke wijze dan ook, door de kerken of kerkelijke vergaderingen onderling kunnen worden afgedwongen. Let wel: ook kerkelijke besluiten kunnen invloed uitoefenen op het geweten, maar de grens ligt daar waar een besluit dwang uitoefent over iemands geweten.
Artikel 32 NGB formuleert ook onder welke omstandigheden van dwang sprake zou kunnen zijn; namelijk wanneer er regels worden uitgevaardigd, besluiten worden genomen, die de saamhorigheid, eenheid en de gehoorzaamheid aan God schaden.
Gelijkgesteld aan de Bijbel
Artikel 31 K.O. geldt voor besluiten van een synode, classis of kerkenraad. En precies hier wringt de schoen. De generale synode heeft in 2022 in een besluit onder andere uitgesproken:
‘dat zij luisterend naar de Schriften, met het op dit moment geschonken inzicht het meest gehoorzaam is aan het Woord van God met de overtuiging dat man en vrouw in de gemeente een eigen roeping hebben en dat het voorgaan en geestelijk leidinggeven aan de gemeente alleen aan bekwame broeders toekomt;’
Het besluit geeft uitsluitend de overtuiging van de meerderheid van de synode afgevaardigden weer. Van dat besluit kan gezegd worden dat het niet in strijd is met de Schrift, maar de formulering van het besluit houdt eigenlijk in dat ‘het meest’ overeenstemt met de Bijbel, terwijl een besluit niet in strijd mag zijn met Gods Woord. Het belang daarvan is dat als het minderheidsstandpunt ook niet in strijd is met Gods Woord, het een legitiem standpunt is. Door echter te kiezen voor het ene standpunt met uitsluiting van het andere standpunt, wordt het ene standpunt, ambten niet open voor vrouwen, in feite gelijkgesteld aan de Bijbel. Er wordt immers een keuze gemaakt voor het niet-openstellen van de ambten waardoor het andere standpunt, ambten open voor vrouwen, wordt uitgesloten. Voor gemeenten die er in geweten van overtuigd zijn dat ambten open kunnen of moeten, betekent het verbod om ambten open te stellen dat er dwang over hun geweten wordt uitgeoefend, want dat besluit bevordert de saamhorigheid, eenheid en de gehoorzaamheid aan God niet. Daarmee voldoet het meerderheidsbesluit dus niet aan de vereisten van artikel 31 K.O. Een dergelijk besluit kan voor die kerken, op grond van artikel 31 K.O., niet voor vast en bondig worden gehouden en op grond van de Nederlandse geloofsbelijdenis niet worden aanvaard.
Niet vast en bondig
En daarmee is het meerderheidsbesluit voor kerken die ambten open willen stellen geen vast en bondig omdat zij in hun geweten overtuigd zijn goede Bijbelse redenen te hebben om het ambt wel open te stellen., Het besluit heeft voor hen geen rechtskracht, ondanks dat een meerderheid ter synode het besluit genomen heeft. Voor deze kerken is in kerkrechtelijk opzicht geen sprake van een legitiem besluit; het voldoet immers niet aan de voorwaarden voor een rechtsgeldig besluit. Een dergelijk besluit is niet alleen kerkrechtelijk niet legitiem voor bezwaarden, maar ook vanuit sociologisch oogpunt niet legitiem. Dat wil zeggen dat bij kerken die ambten willen openstellen niet de overtuiging leeft dat de synode het recht heeft om dit besluit te nemen en zij de plicht hebben om deze te volgen. En dat is precies waar de kerkelijke situatie escaleert. Dit besluit had niet, althans, niet zo door de generale synode in 2022 moeten worden genomen. De huidige synode heeft de situatie verergerd door de onjuiste wijze waarop zij de revisieverzoeken heeft behandeld. Volkomen ten onrechte is er alleen gekeken of er sprake was van nieuwe elementen in de revisieverzoeken. Door op die manier de revisieverzoeken af te wijzen, is er geen recht gedaan aan de bezwaren die leven bij een groot aantal kerken. De revisieverzoeken zijn in feite bezwaarschriften, die beoordeeld hadden moeten worden aan criteria die artikel 31 K.O. stelt aan een vast en bondig besluit. Dan zou geconstateerd zijn dat het besluit uit 2022 in strijd is met de belijdenis, het minderheidsstandpunt niet in strijd is met de Schrift en dat het besluit uit 2022 niet in stand kan blijven.
Inhoudelijke beoordeling
De opvatting dat revisieverzoeken nieuwe elementen zouden moeten bevatten zonder welke zij ongegrond zijn, is in strijd met artikel 31 K.O.. Artikel 31 K.O. stelt voorwaarden aan een revisieverzoek, namelijk:
Bij een revisieverzoek dient hij dit eveneens te bewijzen of anderszins dient hij een of meer elementen aan te dragen die bij het besluit buiten beschouwing waren gebleven of onvoldoende waren overwogen.
Het woordje ‘dit’ slaat terug op de vorige zin. Daar staat:
“Bij een appel dient hij te bewijzen dat het bedoelde besluit op een of meerdere van de hierboven genoemde gronden niet genomen had mogen worden.”
Met de hierboven genoemde gronden worden de gronden of criteria genoemd die in de tweede regel van het artikel worden genoemd en zoals hierboven besproken; rechtsgeldige besluiten moeten met een meerderheid worden genomen, mogen niet in strijd zijn met Schrift, belijdenis, kerkorde of met de redelijkheid. Een revisieverzoek kent dus twee niet-cumulatieve gronden:
1. bewijs dat het geen rechtsgeldig besluit is, of
2. nieuwe elementen waarmee geen rekening is gehouden bij de besluitvorming.
En dat is niet zo vreemd. Voor alle kerkelijke besluiten geldt dat er bezwaar en beroep tegen kan worden ingesteld. Van een kerkenraadsbesluit kan zelfs meermalen beroep worden ingesteld. Voor bezwaar en beroep geldt dat telkens een inhoudelijke beoordeling plaatsvindt op basis van de ingebrachte bezwaren. Het zou dan ook vreemd zijn, onlogisch ook, dat van een primair synodebesluit geen inhoudelijke beoordeling mogelijk zou zijn zoals bij andere primaire besluiten. In die zin is het begrip ‘revisieverzoek’ enigszins misleidend, omdat dit de suggestie wekt dat na afloop van een procedure, de procedure kan worden heropend als zich na besluitvorming nieuwe feiten voordoen, die relevant zouden zijn geweest voor de eerdere besluitvorming. Echter, in het geval van een primair synodebesluit, moet er een mogelijkheid zijn voor inhoudelijke bezwaren tegen zo’n besluit, omdat ook een synode fouten kan maken. Deze rechtsbescherming is opengesteld voor eenieder die door een primair synodebesluit bezwaard is. In feite is het revisieverzoek niet anders dan een bezwaarschrift tegen het primaire synodebesluit. Dat blijkt ook uit de uitvoeringsregeling zijnde de Integrale Regeling voor de Revisie- en Appelprocedure (IRRA). Die definieert een revisieverzoek als een: ‘verzoek tot wijziging van een primair besluit van een kerkelijke vergadering bij diezelfde kerkelijke vergadering.’ Artikel 4 IRRA bepaalt: Iedere belanghebbende heeft het recht een revisieverzoek in te dienen tegen een besluit. ‘Een revisieverzoek kan alleen worden ingediend tegen een primair besluit, niet tegen een appelbesluit.’ Het gaat bij een revisieverzoek als in artikel 31 K.O. dan ook niet zozeer om een revisieverzoek in eigenlijke zin. De conclusie moet dan ook zijn dat tegen een primair synodebesluit, net zoals tegen een primair kerkenraadsbesluit of classis besluit, bezwaar kan worden gemaakt door het indienen van een revisieverzoek. Dat revisieverzoek moet vervolgens inhoudelijk worden behandeld. Nu de synode de revisieverzoeken alleen heeft onderzocht of er nieuwe elementen waren, zijn de revisieverzoeken verkeerd beoordeeld, ondanks dat hiertegen bezwaar is gemaakt door afgevaardigden ter synode. De conclusie moet zijn dat 50 revisieverzoeken onterecht zijn afgewezen.
Herroep afwijzing revisieverzoeken
In geval bij een inhoudelijke beoordeling de revisieverzoeken gegrond verklaard zouden worden, zouden de problemen ook dan niet zijn opgelost. Immers, als de synode beide opvattingen naast elkaar zou hebben laten staan, zouden bezwaarden in de kerkelijke praktijk kunnen worden geconfronteerd met vrouwelijke ambtsdragers op meerdere vergaderingen. Daarvoor zou de synode uiteraard oplossingen moeten vinden. Echter, nu is dat niet meer mogelijk. Dat wordt direct veroorzaakt door een verkeerde toepassing van artikel 31 K.O.. Feit is dat de synodebesluiten nooit zo hadden mogen worden genomen door de synode. Dat bewijst zich ook omdat de besluiten niet de saamhorigheid, eenheid en gehoorzaamheid aan God in het kerkverband hebben bevorderd; helemaal niet zelfs. Deze chaos zou toch een sterke aanwijzing moeten zijn, zo geen bewijs, dat het synodebesluit voor het kerkverband niet kan deugen en daarop geen zegen kan rusten. De besluiten zijn niet legitiem wat tot wanorde leidt, zoals inmiddels gebleken is. Die wanorde dient uiteraard de vrede niet; de synode kan alleen uit deze impasse komen als zij de afwijzing van de revisieverzoeken herroept en alsnog de revisieverzoeken opnieuw in behandeling neemt, dat schept orde, want onze God is geen God van wanorde, maar van vrede!
Reactie toevoegen