Zonder ophef heeft minister Weerwind van Rechtsbescherming een streep gezet door de ontwikkeling van de rechtshulppakketten. In het kader van de stelselvernieuwing rechtsbijstand wilde de voormalige minister van rechtsbescherming, Sander Dekker, rechtshulppakketten introduceren. Rechtshulppakketten zijn onuitvoerbaar gebleken. De rechtshulppakketten maakten onderdeel uit van een stelselvernieuwing voor de sociale advocatuur die erop gericht is om de kwaliteit van de rechtsbijstand en de vergoedingen voor rechtsbijstandsverleners te verbeteren en het stelsel doelmatiger te maken.
Redelijke prijs
De nieuwe koers die minister Weerwind vaart is realistischer en verdient waardering. Dat neemt niet weg dat, ondanks de doelstelling om gefinancieerde rechtsbijstand doelmatiger, kwalitatief hoogwaardiger en beter betaald te maken, de vernieuwing van het stelsel in feite alleen kan slagen als de overheid een redelijke prijs betaald voor de kosten van rechtsbijstand. Alle problemen van het stelsel zijn terug te voeren op te lage vergoedingen. Doordat er in de afgelopen tien tot twintig jaren structureel te lage vergoedingen aan advocaten zijn betaald, is de kwaliteit afgenomen evenals het aantal sociaal advocaten. De vergoedingen zijn niet kostendekkend voor een redelijk inkomen. Binnen de sociale advocatuur komt helaas ook stille armoede voor.
Bedrijfseconomisch onrendabel
Het is een feit dat vooral veel ervaren advocaten niet bereid zijn om toevoegingszaken te doen. De vergoedingen zijn dusdanig laag dat het geen reële tegenprestatie is voor de te leveren diensten. De vergoeding is bedrijfseconomisch onrendabel. Het gevolg is dat, in veel gevallen, advocaat-stagiaires en minder ervaren advocaten toevoegingszaken doen. Dat heeft waarschijnlijk ook invloed op de kwaliteit. Bovendien is het voor niet ongewoon dat advocaten die toevoegingszaken doen hun werkzaamheden beperken tot wat strikt noodzakelijk is, omdat de tijdsbesteding in een zaak in verhouding tot de vergoeding onevenredig is. Het is noodzakelijk om, naast pro deo zaken, commerciële zaken te doen want daarzonder valt geen redelijk inkomen te verdienen. De commerciële praktijk zal in veel gevallen prioriteit krijgen boven de toevoegingspraktijk wat uiteindelijk ten koste gaat van de kwaliteit van de dienstverlening in pro deo zaken.
Bureaucratische rompslomp
Daarnaast brengt een toevoegingspraktijk een behoorlijke bureaucratische rompslomp met zich mee die veel tijd kost wat dus ten koste gaat van het maken van omzet. Die bureaucratie is in de afgelopen jaren eerder toe- dan afgenomen. De Raad voor Rechtsbijstand verlangt steeds meer gegevens voor de aanvraag van een toevoeging, maar ook bij het vaststellen van de vergoeding moet er veel administratie worden gedaan om betaling te krijgen. Het betreft tijdsbesteding die niet wordt vergoed, maar wel noodzakelijk is om een vergoeding te kunnen ontvangen. En dan is er ook nog het incassoprobleem van de eigen bijdrage; het debiteurenbeheer vergt tijd en aandacht. Die eigen bijdrages maken onderdeel uit van de totaal te ontvangen vergoeding waarbij de eigen bijdrage aan het begin van de zaak moet worden voldaan door de rechtzoekende. Dat levert enige liquiditeit op. Toch blijkt dat advocaten moeite hebben met het daadwerkelijk betaald krijgen van de eigen bijdrage. De te lage vergoedingen en de bureaucratie en het debiteurenrisico zijn voldoende reden voor advocaten om hun focus te verleggen naar een commerciële praktijk.
Neerwaartse spiraal
Het ministerie van Justitie en Veiligheid spant dus in feite het paard achter de wagen door eerst de kwaliteitseisen voor de sociale advocatuur aan te scherpen en het aantal rechtsgebieden te beperken waarop een advocaat toevoegingszaken kan doen zonder dat zij een redelijke vergoeding voor de werkzaamheden betaalt. Daardoor wordt de sociale advocatuur nog onaantrekkelijker. Advocaten moeten kosten maken om aan de specialiteitseisen te kunnen voldoen, terwijl het aanbod van zaken afneemt omdat het aantal rechtsgebieden afneemt, maar de vergoedingen zijn niet evenredig meegegroeid. Het ligt dan voor de hand dat sociaal advocaten stoppen met toevoegingszaken en anderen er niet meer aan willen beginnen. Voor meer ervaren advocaten is het nog minder interessant om toevoegingszaken te doen, zodat uiteindelijk het niet verwonderlijk is als de kwaliteit van de sociale advocatuur ten opzichte van de commerciële advocatuur gemiddeld lager is. In feite is het een neerwaartse spiraal die alleen stopt als een sociaal advocaat een redelijke vergoeding krijgt waardoor hij een redelijk inkomen kan verwerven. Er lijkt ook sprake van een uitstroom van sociaal advocaten te zijn doordat de kwaliteitseisen zijn aangescherpt. Die advocaten hebben echt niet allemaal de toga aan de wilgen gehangen, maar hebben hun aandachtsveld noodgedwongen verlegd en zijn commerciële zaken gaan doen. Het risico bestaat - en in de praktijk zijn daar ook voorbeelden van - dat een deel van de sociaal advocaten de kantjes er bij aflopen, om met minimale inspanningen zoveel mogelijk rendement uit de vergoeding te halen.
Betere vergoeding
Als de minister zijn doelstelling wil halen, is het noodzakelijk eerst de vergoeding van de sociaal advocaten significant te verbeteren. Alleen al het feit dat werken moet lonen, zal meer advocaten ertoe bewegen toevoegingszaken te gaan doen. Als met toevoegingszaken een redelijk inkomen kan worden verdiend, zijn vermoedelijk meer ervaren en commercieel ingestelde advocaten ook bereid hun steentje bij te dragen. Het zal niet verrassen als advocaten een vergoeding krijgen die loont, zij ook in staat en bereid zijn om die tijd in de zaak te steken, die de zaak nodig heeft. De kwaliteit zal nadrukkelijk verbeteren. Zij kan dan wedijveren met commerciële praktijken. Mocht desondanks blijken dat de kwaliteit achterblijft dan is er ook goede reden om advocaten te verplichten hun kwaliteit te verbeteren, want daarvoor krijgen ze immers ook betaald. Daarbij zou de minister moeten inzetten op een vermindering van de bureaucratie; die staat niet in verhouding tot de vergoeding die daar tegenover staat. Dat er enige bureaucratie is, is onontkoombaar. Het is ook niet teveel gevraagd dat advocaten zich verantwoorden voor de te ontvangen vergoeding, maar dat kan simpeler en minder gedetailleerd waardoor de snelheid in het proces wordt vergroot. En ook het debiteurenrisico moet worden verkleind.
Goede richting
Zolang echter de minister eerst inzet op ruimere toegankelijkheid voor rechtzoekenden, het aanscherpen van de kwaliteitseisen voor sociaal advocaten en pas daarna oog heeft voor de verdiencapaciteit van sociaal advocaten, worden de doelstellingen van de minister niet gehaald. De animo onder advocaten om zich op pro deo zaken te richten zal blijven afnemen. Die spiraal kan doorbroken worden door eerst de vergoeding per zaak voor advocaten op een redelijk niveau te brengen. Dan volgt vergroting van de toegankelijkheid voor rechtzoekenden en de kwaliteit van dienstverlening als vanzelf. De rechtstaat en betaalbare rechtsbijstand zijn wezenlijke zaken in een democratische rechtstaat. Die democratische rechtsstaat kost geld, maar dat verdient zich ongetwijfeld terug. De eerste stap in de goede richting is gezet door minister Weerwind, maar het is niet genoeg en er zijn nog betere stappen te zetten. Die zijn in het belang van de rechtzoekenden en in het belang van de samenleving in haar geheel.