Eerwaarde moderamen,

 

Naar aanleiding van de gebeurtenissen van de afgelopen vergaderweek van de synode wenden wij ons tot u met een drietal verzoeken. Deze verzoeken zijn bedoeld om bij te dragen aan het herstel van vrede binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken nu zij in wanorde verkeert. Het eerste verzoek betreft het herroepen van het besluit dat 50 revisieverzoeken ongegrond heeft verklaard. Ons inziens is er sprake van een kerkrechtelijke misslag die zo snel mogelijk moet worden rechtgezet. Er moet aan de revisanten alsnog recht worden gedaan. Het herstellen van de gemaakte fout zal er ook toe bijdragen dat het gesprek over het onderwerp en ter synode opnieuw gevoerd moet worden waardoor definitieve conclusies dat er sprake is van onontkoombare kerkscheuring prematuur zijn. Dat kan eraan bijdragen om de rust binnen het kerkverband te herstellen. Het tweede verzoek is om als synode te besluiten tot een convent als een buitengewone kerkelijke vergadering. Het derde verzoek is om hangende het convent de synode te schorsen, zodat de uitkomsten van het convent richtinggevend in de besprekingen ter synode kunnen worden meegenomen. De drie verzoeken hangen met elkaar samen en hebben tot doel om de opgelopen spanningen in het kerkverband weg te nemen dan wel te verminderen, nieuw perspectief te bieden om de eenheid en het onderlinge vertrouwen in de kerken te herstellen en te komen tot werkbare oplossingen voor de gerezen problemen, in het bijzonder ten aanzien van de kwestie vrouw en ambt. 

 

Verzoek I

Niet heersen

Bij artikel 31 K.O. komt het aan op een zorgvuldige lezing van dat artikel; bovendien staat het artikel niet op zichzelf, maar is het ingebed in het geheel van de kerkorde. De kerkorde heeft een eigen karakter. Zij is een wederkerige overeenkomst. Kerken gaan over en weer met elkaar verbintenissen aan, rechten en plichten, die als het ware een samenwerkingsovereenkomst vormen. Een van de kenmerken van deze samenwerkingsovereenkomst, de kerkorde, is dat zij niet afdwingbaar is. Hoewel een niet afdwingbare overeenkomst buiten het kerkrecht misschien niet veel voorkomt, is zij geen onbekend verschijnsel. De niet-afdwingbaarheid heeft in geval van de kerkorde een geestelijk en Bijbels motief, namelijk dat kerken en kerkelijke vergaderingen onderling en ten opzichte van elkaar niet mogen heersen. Dat is ook expliciet vastgelegd in artikel 85 K.O. dat luidt: 

 

“Geen kerk zal over andere kerken, geen ambtsdrager over andere ambtsdragers, op welke wijze ook, heersen.” 

 

Geen kerkelijke dwang dus. De gemaakte afspraken moeten vrijwillig worden nagekomen. Echter, van belang is dat het ‘niet heersen’ ook inhoudt dat zaken die op een kerkelijke vergadering zijn besloten, niet gelijk gesteld mogen worden aan de Bijbel,  zoals de kerken, onder andere, belijden in artikel 7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. De essentie daarvan is dat de Bijbel volledig en volmaakt is en daarom het enige referentiekader voor het geloof. En precies op dit punt sluit artikel 31 K.O. aan. Zoals in elk samenlevingsverband het noodzakelijk is om dingen af te spreken en besluiten te nemen, is dat in een kerkverband niet anders. Voor een goede samenleving is het noodzakelijk dat er soms beslissingen worden genomen, bijvoorbeeld over onderwerpen waarover verschillend wordt gedacht of wordt gehandeld. Dat geldt ook in de kerk. Daarbij is het van belang om dan ook onderlinge afspraken te maken hoe kerken tot hun besluit moeten komen. Het besluitvormingsproces is ervoor bedoeld om juiste, eerlijke en controleerbare besluiten te nemen. 

 

Rechtsgeldig besluit

Artikel 31 K.O. drukt dat uit door te zeggen dat er sprake is van een rechtsgeldig besluit als het door een kerkelijke vergadering in ieder geval met een meerderheid van stemmen is aanvaard, maar bij voorkeur eenparig. De eenparigheid en de meerderheid van stemmen zijn niet de enige criteria waaraan een besluit moet voldoen om rechtsgeldig te zijn. Dat staat, op het eerste gezicht, niet in de tekst van artikel 31 K.O., maar dat is verklaarbaar. Immers, het spreekt voor zich dat zo’n besluit dat met een meerderheid van stemmen wordt genomen nooit rechtsgeldig kan zijn als het in strijd is met Gods Woord. Dat kan iedereen begrijpen; als de synode bijvoorbeeld eenparig besluit, om voortaan het woord ‘God’ uit de Bijbel te schrappen, zal er niemand in de kerken zijn die dat besluit zal aanvaarden. Zo’n (al dan niet eenparig) besluit zal niet voor geldig worden gehouden, een ongeldig besluit dus. Ook al wijst de synode erop dat alle synode afgevaardigden voor het besluit hebben gestemd, niemand zal dat een rechtsgeldig besluit vinden. En dat komt, omdat het besluit in strijd is met de Bijbel. Zo’n besluit kan nooit voor vast en bondig worden gehouden. Elk kerklid, elke kerkenraad en elke kerkelijke vergadering is niet aan zo’n besluit gebonden en hoeft zich daaraan dan ook niet te houden; sterker: die moet dat besluit verwerpen. Met andere woorden: een besluit dat voor vast en bondig wordt gehouden, veronderstelt dat het niet in strijd is met Gods Woord. Dit betekent dat voor elk kerkelijk besluit geldt dat zij niet in strijd met Gods Woord mag zijn. Naast dat een besluit moet voldoen aan het vereiste dat het niet in strijd mag zijn met Gods Woord, mag het ook niet in strijd zijn met de belijdenis van de kerk, bijvoorbeeld artikel 7 NGB, maar ook niet in strijd zijn met de kerkorde. Het is dus van belang om te beseffen dat elk besluit aan deze voorwaarden moet voldoen om rechtsgeldig te zijn. 

 

Tenzij-bepaling

Het is ook precies om deze reden dat artikel 31 K.O. een zogenaamde ‘tenzij-bepaling’ heeft. Ofschoon ook zonder die tenzij-bepaling een besluit ongeldig is als het bijvoorbeeld in strijd is met de Bijbel, benadrukt artikel 31 K.O. met de tenzij-bepaling de harde noodzaak om alleen besluiten voor rechtsgeldig te houden die niet in strijd zijn met de Bijbel, het belijden en de kerkorde. Op dit punt is het nog van belang dat artikel 31 K.O. precies formuleert; het schrijft voor dat een besluit ‘niet in strijd’ mag zijn met Gods Woord. Dat is iets anders dan dat een besluit ‘in overeenstemming’ moet zijn met Gods Woord. Op het eerste gezicht lijkt dat misschien wel een beetje hetzelfde, maar dat is het niet; het is een verschil, misschien zelfs wel een groot verschil. Als elk kerkelijk besluit in overeenstemming zou moeten zijn met de Bijbel betekent het dat een besluit zijn basis moet hebben in de Bijbel. Echter, een heel groot, misschien zelfs wel het grootste deel van de besluiten zijn praktisch van aard. Dingen die moeten worden geregeld. Het zou niet best zijn als ook dat soort besluiten gebaseerd moeten zijn op Bijbelse gegevens. Dat zou vermoedelijk onwerkbaar zijn. Belangrijker is dat ‘niet in strijd met Gods Woord’ meer ruimte geeft voor persoonlijke vrijheid en gewetensvrijheid. Er zijn veel dingen die niet expliciet in de Bijbel worden genoemd, en gelovigen kunnen hierin verschillende keuzes maken. En ook dat hebben de kerken, op grond van de Bijbel, in artikel 32 NGB opgenomen. Kerkelijke besluiten, zo zegt de NGB, mogen natuurlijk niet afwijken van wat Christus geboden heeft, wat betekent dat de kerken alle menselijke ingevingen en wetten om God te dienen verwerpen, die op wat voor wijze dan ook, daardoor dwang uitoefenen over ons geweten. Ook hieruit blijkt dat kerken en kerkmensen niet gebonden kunnen worden aan menselijke ingevingen en wetten, waaronder kerkelijke besluiten, die dwang uitoefenen over het geweten. Ook hier blijkt uit dat kerkelijke besluiten niet dwingend kunnen worden opgelegd of, op welke wijze dan ook, door de kerken of kerkelijke vergaderingen onderling kunnen worden afgedwongen. Let wel: ook kerkelijke besluiten kunnen invloed uitoefenen op het geweten, maar de grens ligt daar waar een besluit dwang uitoefent over iemands geweten. 

Artikel 32 NGB formuleert ook onder welke omstandigheden van dwang sprake zou kunnen zijn; namelijk wanneer er regels worden uitgevaardigd, besluiten worden genomen, die de saamhorigheid, eenheid en de gehoorzaamheid aan God schaden. 

 

Gelijkgesteld aan de Bijbel

Artikel 31 K.O. geldt voor besluiten van een synode, classis of kerkenraad. En precies hier wringt de schoen. De generale synode heeft in 2022 in een besluit onder andere  uitgesproken: 

 

‘dat zij luisterend naar de Schriften, met het op dit moment geschonken inzicht het meest gehoorzaam is aan het Woord van God met de overtuiging dat man en vrouw in de gemeente een eigen roeping hebben en dat het voorgaan en geestelijk leidinggeven aan de gemeente alleen aan bekwame broeders toekomt;’ 

 

Het besluit geeft uitsluitend de overtuiging van de meerderheid van de synode afgevaardigden weer. Van dat besluit kan gezegd worden dat het niet in strijd is met de Schrift, maar de formulering van het besluit houdt eigenlijk in dat ‘het meest’ overeenstemt met de Bijbel, terwijl een besluit niet in strijd mag zijn met Gods Woord. Het belang daarvan is dat als het minderheidsstandpunt ook niet in strijd is met Gods Woord, het eveneens een legitiem standpunt is. Door echter te kiezen voor het ene standpunt met uitsluiting van het andere standpunt, wordt het ene standpunt, ambten niet open voor vrouwen, in feite gelijkgesteld aan de Bijbel. Er wordt immers een keuze gemaakt voor het niet-openstellen van de ambten waardoor het andere standpunt, ambten open voor vrouwen, wordt uitgesloten. Voor gemeenten die er in geweten van overtuigd zijn dat ambten open kunnen of moeten, betekent het verbod om ambten open te stellen dat er dwang over hun geweten wordt uitgeoefend, want dat besluit bevordert de saamhorigheid, eenheid en de gehoorzaamheid aan God niet. Daarmee voldoet het meerderheidsbesluit dus niet aan de vereisten van artikel 31 K.O. Een dergelijk besluit kan voor die kerken, op grond van artikel 31 K.O.,  niet voor vast en bondig worden gehouden en op grond van de Nederlandse geloofsbelijdenis niet worden aanvaard. 

 

Niet vast en bondig

En daarmee is het meerderheidsbesluit voor kerken die ambten open willen stellen geen vast en bondig besluit omdat zij in hun geweten overtuigd zijn goede Bijbelse redenen te hebben om het ambt wel open te stellen. Het besluit  heeft voor hen geen rechtskracht, ondanks dat een meerderheid ter synode het besluit genomen heeft. Voor deze kerken is in kerkrechtelijk opzicht geen sprake van een legitiem besluit; het voldoet immers niet aan de voorwaarden voor een rechtsgeldig besluit. Een dergelijk besluit is niet alleen kerkrechtelijk niet legitiem voor bezwaarden, maar ook vanuit sociologisch oogpunt niet legitiem. Dat wil zeggen dat bij kerken die ambten willen openstellen niet de overtuiging leeft dat de synode het recht heeft om dit besluit te nemen en zij de plicht hebben om deze te volgen. En dat is precies waar de kerkelijke situatie escaleert. Dit besluit had niet, althans, niet zo door de generale synode in 2022 moeten worden genomen. De huidige synode heeft de situatie verergerd door de onjuiste wijze waarop zij de revisieverzoeken heeft behandeld. Volkomen ten onrechte is er alleen gekeken of er sprake was van nieuwe elementen in de revisieverzoeken. Door op die manier de revisieverzoeken af te wijzen, is er geen recht gedaan aan de bezwaren die leven bij een groot aantal kerken. De revisieverzoeken zijn in feite bezwaarschriften, die beoordeeld hadden moeten worden aan criteria die artikel 31 K.O. stelt aan een vast en bondig besluit. Dan zou geconstateerd zijn dat het besluit uit 2022 in strijd is met de belijdenis, het minderheidsstandpunt niet in strijd is met de Schrift en dat het besluit uit 2022 niet in stand kan blijven. 

 

Inhoudelijke beoordeling

Herroepen besluit ongegrondverklaring revisieverzoeken 

De synode heeft een verkeerde beoordelingsmaatstaf gehanteerd bij de beoordeling van de revisieverzoeken. Ten onrechte overweegt het door de synode aanvaardde rapport 2a:

 

Naar art. 31 K.O. (en ook de daarvan afgeleide IRRA, bijl. 1.27 K.O.) moeten revisieverzoeken inhoudelijk getoetst worden. Echter, het gaat dan wel om verzoeken tot revisie van een genomen, primair besluit. Dat betekent dat bij deze (inhoudelijke) behandeling het aan revisanten is om aan te tonen dat het primaire besluit op onjuiste gronden genomen is en daarom herzien moet worden. In de behandeling van revisieverzoeken is het dus zaak om wat inhoudelijk wordt aangedragen door revisanten te beoordelen tegen de achtergrond van het primaire besluit en de wijze waarop dat besluit tot stand is gekomen (alle onderliggende stukken, zoals rapporten en acta). Dit is overigens in overeenstemming met de wijze waarop in andere kerken van 30 gereformeerd belijden met revisieverzoeken wordt omgegaan. In de PKN geldt ordinantie 12-12: ‘Een vergadering is niet verplicht een verzoek tot revisie in behandeling te nemen, indien niet een element in geding wordt gebracht dat, bij het nemen van het besluit waarvan revisie wordt verlangd, buiten beschouwing was gebleven of onvoldoende was overwogen.’ In de kerkorde van de NGK is ten aanzien van revisieverzoeken bepaald dat deze ten minste moet bevatten een omschrijving van de nieuwe feiten of omstandigheden die aanleiding zijn voor het verzoek tot herziening.’ (art. 21, sub 4, K.O. NGK). Ook in de HHK geldt dat revisieverzoeken feiten en omstandigheden moeten aantonen, die bij het nemen van het besluit nog niet hadden plaatsgevonden, nog niet bekend waren of redelijkerwijs bekend konden zijn, en dat deze tot een ander besluit 40 zouden hebben geleid (artikel 18 K.O. HHK). Deze wijze van behandeling lijkt ons ook in overeenstemming met de wijze waarop tot nog toe altijd met revisieverzoeken door onze synode is omgegaan.

 

De opvatting dat revisieverzoeken nieuwe elementen zouden moeten bevatten zonder welke zij ongegrond zijn, is in strijd met artikel 31 K.O.. Artikel 31 K.O. stelt voorwaarden aan een revisieverzoek, namelijk:

 

Bij een revisieverzoek dient hij dit eveneens te bewijzen of anderszins dient hij een of meer elementen aan te dragen die bij het besluit buiten beschouwing waren gebleven of onvoldoende waren overwogen. Het woordje ‘dit’ slaat terug op de vorige zin. Daar staat: 

 

Bij een appel dient hij te bewijzen dat het bedoelde besluit op een of meerdere van de hierboven genoemde gronden niet genomen had mogen worden.” 

 

Met de hierboven genoemde gronden worden de gronden of criteria genoemd die in de tweede regel van het artikel worden genoemd en zoals hierboven besproken; rechtsgeldige besluiten moeten met een meerderheid worden genomen, mogen niet in strijd zijn met Schrift, belijdenis, kerkorde of met de redelijkheid. Een revisieverzoek kent dus twee niet-cumulatieve gronden: 

 

1. bewijs dat het geen rechtsgeldig besluit is, of

2. nieuwe elementen waarmee geen rekening is gehouden bij de besluitvorming.

 

En dat is niet zo vreemd. Voor alle kerkelijke besluiten geldt dat er bezwaar en beroep tegen kan worden ingesteld. Van een kerkenraadsbesluit kan zelfs meermalen beroep worden ingesteld. Voor bezwaar en beroep geldt dat telkens een inhoudelijke beoordeling plaatsvindt op basis van de ingebrachte bezwaren. Het zou dan ook vreemd zijn, onlogisch ook, dat van een primair synodebesluit geen inhoudelijke beoordeling mogelijk zou zijn zoals bij andere primaire besluiten. In die zin is het begrip ‘revisieverzoek’ enigszins misleidend, omdat dit de suggestie wekt dat na afloop van een procedure, de procedure kan worden heropend als zich na besluitvorming nieuwe feiten voordoen, die relevant zouden zijn geweest voor de eerdere besluitvorming. Echter, in het geval van een primair synodebesluit, moet er een mogelijkheid zijn voor inhoudelijke bezwaren tegen zo’n besluit, omdat ook een synode fouten kan maken. Deze rechtsbescherming is opengesteld voor een ieder die door een primair synodebesluit bezwaard is. In feite is het revisieverzoek niet anders dan een bezwaarschrift tegen het primaire synodebesluit. Dat blijkt ook uit de uitvoeringsregeling zijnde de Integrale Regeling voor de Revisie- en Appelprocedure (IRRA). Die definieert een revisieverzoek als een: ‘verzoek tot wijziging van een primair besluit van een kerkelijke vergadering bij diezelfde kerkelijke vergadering.’  Artikel 4 IRRA bepaalt: Iedere belanghebbende heeft het recht een revisieverzoek in te dienen tegen een besluit. ‘Een revisieverzoek kan alleen worden ingediend tegen een primair besluit, niet tegen een appelbesluit.’ De conclusie moet dan ook zijn dat tegen een primair synodebesluit, net zoals tegen een primair kerkenraadsbesluit of classisbesluit, bezwaar kan worden gemaakt door het indienen van een revisieverzoek. Dat revisieverzoek moet vervolgens inhoudelijk worden behandeld. Nu de synode de revisieverzoeken alleen heeft onderzocht of er nieuwe elementen waren, zijn de revisieverzoeken verkeerd beoordeeld, ondanks dat hiertegen bezwaar is gemaakt door afgevaardigden ter synode. De conclusie moet zijn dat 50 revisieverzoeken onterecht zijn afgewezen.

 

Niet te vergelijken herzieningsregelingen

De verwijzing van de commissie en het preadvies van professor Selderhuis naar de kerkordes van de PKN, de Hersteld Hervormde kerk en naar die van de Nederlandse Gereformeerde Kerken zijn onterecht. Het begrip ‘revisie’ in de kerkorde van de CGK is een ander begrip dan het begrip ‘revisie’ dat wordt gebruikt in de kerkordes van de PKN, de Hersteld Hervormde Kerk en de NGK; in deze kerkverbanden wordt er namelijk duidelijk onderscheid gemaakt tussen het instellen van beroep en het instellen van revisie. Die andere kerkverbanden waarnaar verwezen wordt door de commissie en Selderhuis hanteren in feite een ander systeem dat niet te vergelijken is met die van de CGK. Zo kent de NGK weliswaar een herzieningsregeling, maar zij is bedoeld voor een situatie dat zich nieuwe feiten voordoen na een uitspraak in beroep of hoger beroep. Voor zover wordt gedoeld op artikel F 7.1, waarin wordt gesproken over: ‘na de uitspraak van de synode’, ziet dit niet op een (primair) synodebesluit, maar op een uitspraak die de synode heeft gedaan in het hoger beroep op een uitspraak van het landelijke college voor het kerkelijk beroep. In het geval er nieuwe feiten bekend worden die dateren van vóór de uitspraak en deze beslissend hadden kunnen zijn, kan de uitspraak worden herzien. Gelijksoortige regelingen gelden in de PKN en de Hersteld Hervormde Kerk. Het gaat bij deze herziening derhalve om het herzien van uitspraken op bezwaar en/of beroep na eerdere uitspraak. Er is dan een uitspraak gedaan op bezwaar of beroep, waarvan, achteraf bijvoorbeeld blijkt, dat beslissende feiten bij de uitspraak niet zijn meegenomen, terwijl dat wel had gemoeten. 

 

Herziening is bezwaar

Daarvan is echter geen sprake in het geval herziening van een synodebesluit op grond van de CGK kerkorde; een revisieverzoek is niet anders dan een verzoek aan de generale synode om haar eerder genomen besluit opnieuw te beoordelen, een herbeoordeling. De Integrale regeling voor de revisie- en appelprocedure (IRRA), definieert een revisieverzoek ook als een: ‘verzoek tot wijziging van een primair besluit van een kerkelijke vergadering bij diezelfde kerkelijke vergadering.’  Artikel 4 IRRA bepaalt: Iedere belanghebbende heeft het recht een revisieverzoek in te dienen tegen een besluit. ‘Een revisieverzoek kan alleen worden ingediend tegen een primair besluit, niet tegen een appelbesluit.’ Artikel 31 K.O. bepaalt dat in een revisieverzoek of bewijs bevat dat een besluit in strijd is met Gods Woord, de belijdenis en de kerkorde of dat er nieuwe feiten naar voren worden gebracht die, waren die bij het besluit betrokken geweest tot een ander besluit zou hebben geleid. Het zijn dus twee alternatieve voorwaarden. En dat is ook logisch en consistent. Immers, een rechtsgeldig besluit in de CGK betreft een besluit dat overeenstemt met Gods Woord, de belijdenis, de kerkorde en ten minste met meerderheid van stemmen is genomen. Daarbij is artikel 31 K.O. dusdanig geformuleerd dat verondersteld wordt dat een meerderheidsbesluit overeenstemt met Schrift, belijdenis en kerkorde. En dat is uiteraard ook volstrekt logisch; een kerkelijke vergadering, die zich veroorlooft bewust meerderheidsbesluiten te nemen die strijdt met Gods Woord, is ongeloofwaardig. Het is niet voor discussie vatbaar dat een meerderheidsbesluit moet overeenstemmen met Schrift, belijdenis en kerkorde. Dat wil niet zeggen dat een kerkelijke vergadering geen fouten maakt. Het kan zijn dat een besluit een gebrek vertoont, omdat aan een van de voorwaarden waaraan een kerkelijk besluit moet voldoen niet blijkt te zijn voldaan. Tegen een dergelijk besluit moet opgekomen kunnen worden. Tegelijk zijn daarmee de bezwaargronden ook gelimiteerd. Het gaat om wezenlijke bezwaren, die raken aan de principes van het kerkverband, de basis van de onderlinge samenwerking. 

 

Synodebesluit is onderwerp van onderzoek

Tegen een synodebesluit bestaat bovendien geen beroep open, want er is geen beroepsinstantie; dat betekent ook dat alle bezwaren tegen een synodebesluit aan de synode moeten worden voorgelegd, die vervolgens haar besluit in volle omvang opnieuw zal moeten toetsen aan Schrift, belijdenis en kerkorde. Let wel: het besluit waarvan revisie wordt gevraagd, is onderwerp van onderzoek. Op basis van de bezwaren moet het besluit aan die bezwaren worden getoetst. Daar heeft de synode ook het grootste belang bij, omdat zij zich ervan kan vergewissen dat zij voluit kerken zijn die handelen in overeenstemming met Schrift, belijdenis en kerkorde. Dat zijn immers de fundamenten van het kerkverband, de basis voor het kerkelijk samenleven. Een beperkte toetsing die alleen maar betrekking heeft op nieuwe feiten zou immers met zich kunnen brengen dat een besluit in stand blijft dat strijdig is met Schrift, belijdenis en kerkorde. Bijkomend is dat kerkleden en kerkenraden zich alleen met een revisieverzoek hun bezwaren naar voren kunnen brengen tegen een synodebesluit. Als synode alleen bereid zou zijn om haar besluit te herzien als er nieuwe feiten worden aangedragen, zouden kerkleden en kerkenraden in veel gevallen besluiten opgedrongen krijgen die zij in hun geweten niet kunnen dragen. Bovendien schuilt hierin het gevaar dat synodebesluiten gelijkgesteld kunnen worden aan de Bijbel, wat zich niet verdraagt met het belijden van de kerk. Daarom is het belangrijk en noodzakelijk dat de synode bereid is om aan zelfonderzoek te doen, zodra er bezwaren komen die gegrond zijn op Schrift, belijdenis en kerkorde. Daarin ligt het besef besloten dat ook een synode in haar besluitvorming kan dwalen, hoe overtuigd zij ook kan zijn van de juistheid van haar besluit. Een revisieverzoek is uiteindelijk niet anders dan een bezwaarschrift uit de kerken tegen een synodebesluit. Het (kunnen) maken van bezwaar is belangrijk om verkeerde besluiten in de kerken te voorkomen.

 

Schending van procesrecht

Verder is er sprake van een behandeling van de revisieverzoeken die in strijd is met de IRRA. Artikel 4.4. bepaalt dat op het indienen en de behandeling van een revisieverzoek het bepaalde in de artikelen 5 tot en met 9 voor zover relevant van overeenkomstige toepassing is. Artikel 8.6 bepaalt dat de commissie een rapport opmaakt van haar bevindingen. Dit rapport bevat een verslag van de door haar vastgestelde feiten (het feitelijk deel van het rapport), een advies over de gegrondheid van het appel en, zo mogelijk, een concept beslissing. De commissie zal appellant en verweerder het concept van het feitelijk deel van het rapport doen toekomen en hen in de gelegenheid stellen binnen een redelijke termijn schriftelijk op dit concept te reageren. De door de commissie overgenomen opmerkingen worden in het definitieve rapport verwerkt. De schriftelijke reacties van appellant en verweerder worden aan het definitieve rapport gehecht. Artikel 8.8 bepaalt dat appellant en verweerder een afschrift van het feitelijk deel van het definitieve rapport en van de aan het rapport gehechte definitieve verslagen ontvangen. De commissie verstrekt appellant en verweerder de stukken, die zij ten grondslag legt aan haar advies. Feit is dat deze werkwijze niet is gevolgd. Dat geldt in ieder geval voor het revisieverzoek van Dronten. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat de regeling wel zou zijn nagekomen bij de overige revisieverzoeken. Daarmee heeft de synode in strijd gehandeld met het beginsel van hoor - en wederhoor. Het is, zeker met het oog op de aard, belang en gevoeligheid van het onderwerpen van de revisieverzoeken van het grootste belang dat het beginsel van hoor- en wederhoor wordt toegepast. Dat revisanten op geen enkele wijze zijn betrokken bij de behandeling van hun revisieverzoeken is dermate onzorgvuldig dat alleen dat al grond is om tot herroeping van het besluit te komen. Ten overvloede merken we op dat de IRRA de mogelijkheid biedt om revisanten te horen. Artikel 8.2. bepaalt dat de commissie, indien nodig, appellant en verweerder hoort, zo mogelijk in elkaars aanwezigheid, zulks ter beoordeling van de commissie. Gelet op de aard, het belang en de complexiteit van de revisieverzoeken had het voor de hand gelegen van dit horen gebruik te maken. Dan hadden revisanten de gelegenheid gehad hun verzoeken nader toe te lichten en vragen daarover te beantwoorden. Ook dit lijkt mij, gelet op de omstandigheden van dit geval, een schending van het beginsel van hoor- en wederhoor. 

 

Conclusie

De beoordeling van de revisieverzoeken heeft plaatsgevonden op basis van een verkeerde beoordelingsmaatstaf. Bovendien zijn de procesregels van IRRA niet nageleefd waardoor het beginsel van hoor- en wederhoor geschonden is. De synode heeft haar oordeel enkel gegrond op het commissierapport zonder dat de revisanten kennis hebben kunnen nemen van dit commissierapport noch daarop zijn gehoord of anderszins hebben kunnen reageren. Dit zijn dermate ernstige schendingen van het kerkrecht dat het de vrede in de kerken heeft geschaad, zoals is gebleken. De synode heeft daarom goede gronden om haar besluit in deze te herroepen. 

 

Verzoek II

Kerken consulteren

Het zou onverstandig zijn om na het herroepen van het besluit over de revisieverzoeken die verzoeken direct opnieuw in de synodevergadering ter sprake te brengen. Gelet op de opgelopen spanningen en de reeds ingenomen standpunten, ligt escalatie voor de hand. Dat zal niet helpen om te komen tot een vruchtbaar en inhoudelijke behandeling van de revisieverzoeken. Dat vraagt om wijsheid, fijngevoeligheid, geduld en verdraagzaamheid en luisteren naar de Schrift en naar elkaar. In het huidige kerkelijke klimaat lijkt daarvoor geen ruimte te zijn, zodat besprekingen vermoedelijk zullen verzanden in een soort loopgravenoorlog waarbij eenieder vanuit het eigen schuttersputje zijn argumenten afvuurt. Dat is disfunctioneel. Om die reden zou het goed zijn dat eerst en vooral alle kerken van het kerkverband worden geconsulteerd over specifiek ‘vrouw en ambt’. Niet enkel door een paar peilingen te houden, maar - net zoals het vorige officieuze convent - door daarover inhoudelijk met elkaar in gesprek te gaan. Tijdens het convent zouden deskundigen kunnen worden uitgenodigd die zich met de kerkelijke problemen bezig hebben gehouden; ik denk aan dr. Steensma en dr. Loonstra en emeritus hoogleraar A. Baars en dr. C.P. De Boer, maar ook professor Huijgen; deze laatste heeft ooit al eens tijdens een synodevergadering te kennen gegeven college te willen geven over bijvoorbeeld het Schriftgezag. Zij kunnen presentaties houden en in panels deelnemen tijdens het convent. Onderdeel van zo’n convent zouden richtinggevende peilingen kunnen zijn, die kaderstellend kunnen zijn voor de beraadslagingen en besluitvorming ter synode betreffende de beoordeling van de revisieverzoeken. Daarbij zou - op praktische gronden - gedacht kunnen worden om de stemverhoudingen in de peilingen te verdisconteren bij het vaststellen van een gekwalificeerde meerderheid bij besluitvorming tijdens de synodevergaderingen. Daarmee zou het gevoelen in de kerken verdisconteerd kunnen worden in het gewicht van de stemming ter synode. In het licht van een representatieve peiling tijdens het convent is dat niet onredelijk. Ook inhoudelijk kunnen afgevaardigden zich daartoe verhouden nu zij, zonder last of ruggespraak, zich tot de uitkomsten van het convent kunnen verhouden. Het draagt eraan bij dat afgevaardigden toch niet, bewust of onbewust, voor eigen parochie preken, maar juist het geheel van de kerken op het oog hebben. Het convent zou zich kunnen uitspreken over de vraag of openstelling van ambten in strijd zijn met de Schrift, openstelling zou moeten worden verdragen, welke voorzieningen er mogelijk zijn om bezwaarden tegen openstelling te kunnen ontzien. Uiteraard zijn dit willekeurige voorbeelden, maar bedoeld als illustratie. 

 

Convent als kerkelijke vergadering

Een dergelijk convent heeft alleen zin en betekenis als het is ingekaderd in de kerkelijke structuur. Om die reden is het noodzakelijk dat de synode daartoe een besluit neemt, een commissie benoemt die uit de volle breedte van de kerken is samengesteld en haar een concrete en open opdracht meegeeft, zodat niet op voorhand de uitkomst van het convent vaststaat. Een convent waartoe de synode besluit, heeft kerkelijke inbedding en kerkrechtelijke status. Dat is noodzakelijk om te voorkomen dat het convent een op zichzelf staande gebeurtenis is, dat geen verband houdt met en ook geen relatie heeft met de synode. Uiteraard blijft te allen tijde het primaat van de besluitvorming bij de generale synode liggen. Het zijn uiteindelijk de afgevaardigden van de generale synode die besluiten moeten nemen. Zij laten zich daarbij echter voorlichten door wat uit de kerken over ‘vrouw en ambt’ en ‘de toekomst van het kerkverband’ opkomt. Door alle kerken daartoe in de gelegenheid te stellen, is er bijvoorbeeld sprake van representatieve peilingen die daarmee voor de afgevaardigden als richtinggevend kunnen worden beschouwd. Bij een formele status van het convent is sprake van een bijzondere kerkelijke vergadering. Zij behoort als zodanig te worden beschouwd, zodat ook de afvaardiging op formele wijze moet worden geregeld. Kerkenraden sturen afgevaardigden met een lastbrief, zodat alles in goede orde verloopt. Praktisch zou de synode ervoor kunnen kiezen om bijvoorbeeld het synode moderamen ook als convent bestuur aan te wijzen. Daarmee wordt ook recht gedaan aan de generale synode die haar moderamen uit haar midden heeft verkozen. Belangrijk is dat het convent openbaar is, wat in ieder geval betekent dat het online gevolgd kan worden. Wellicht zijn er nog andere elementen die aan het convent moeten worden toegevoegd, maar de synode beschikt over voldoende denkkracht omdat nadere invulling te geven.

 

Conclusie

Besluit als synode tot een nieuw convent. Dit convent is een buitengewone kerkelijke vergadering waarin alle kerken vertegenwoordigd zijn. Het concentreert zich in het bijzonder op ‘vrouw en ambt’. Het peilt het gevoelen van de kerken over dit onderwerp en of dit onderwerp reden voor een scheuring mag zijn. 

 

Verzoek III

Synode schorsen

Belangrijke voorwaarde is dat de synode hangende het convent wordt geschorst. Het biedt de mogelijkheid om het verhitte debat en de stellige standpunten te laten afkoelen en bezinken. Het schept ruimte voor herbezinning en niet in de laatste plaats om opnieuw de vraag te beantwoorden wat er nu van Jezus wordt verwacht. Dat is immers geen theoretische theologische en vrome vraag, maar van praktische en onontkoombare betekenis. Een groot geloof is dat er veel van Jezus wordt verwacht. Die verwachting wordt niet beschaamd als afgevaardigden en kerken opnieuw de controversiële thematieken in de kerk bespreekbaar maken, luisterend naar de Schrift en naar elkaar. De synode afgevaardigden hebben ook een morele plicht om de door hen ontstane kerkelijke chaos op te lossen althans alles eraan te doen wat in hun vermogen ligt om dat te doen. Dat dient de vrede in de kerken. 

 

Uiteraard zijn we bereid deze verzoeken nader toe te lichten. Graag zien we uw reactie tegemoet. We realiseren ons dat deze verzoeken aan het moderamen niet conform de gebruikelijke gang van zaken is, maar de buitengewone omstandigheden rechtvaardigen een serieuze reactie van uw moderamen op deze bijzondere verzoeken. 

 

Met vriendelijke groet,

 

In Christus verbonden,

 

Dirk de Groot, Erwin Teseling, Hans Bügel

 

 

 

Subscribe for updates on all content.

Protected by Spam Master

Reactie toevoegen

Beperkte HTML

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd> <h2 id> <h3 id> <h4 id> <h5 id> <h6 id>
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
Protected by Spam Master

Reactie toevoegen

Beperkte HTML

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd> <h2 id> <h3 id> <h4 id> <h5 id> <h6 id>
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
Protected by Spam Master