In de vorige Vrije-Interpretaties is aandacht gevraagd voor de bevoegdheden die meerdere vergaderingen volgens het gereformeerd kerkrecht toekomen. Aanleiding voor deze aandacht is de opvatting die binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken lijkt te bestaan, die het standpunt verdedigt dat meerdere vergaderingen, zijnde classis, particuliere synode en generale synode, ook bevoegd zouden zijn om, in een uiterste noodsituatie, een gehele kerkenraad te schorsen en uiteindelijk af te zetten. Die opvatting vindt haar oorsprong bij een van de grondleggers van gereformeerd kerkrecht, Voetius. Hij leerde dat een meerdere vergadering bevoegd zou zijn om, als er bij een plaatselijke kerkenraad sprake zou zijn van bijvoorbeeld wanbestuur, bij wijze van uitzondering, in te grijpen door die kerkenraad af te zetten. In de vrije-Interpretatie, Bevoegdheden meerdere vergaderingen-inleiding, is de onhoudbaarheid van deze zogenaamde melius-esse-theorie van Voetius uiteengezet.

Kerkrechtelijk onhoudbaar
Het deputaatschap Kerkorde en Kerkrecht verdedigt deze melius-esse-theorie. Het deputaatschap is namelijk van oordeel dat een plaatselijke kerk moet kunnen worden gezuiverd en de gemeente moet kunnen worden verlost van een verdorven kerkenraad, die zich collectief schuldig maakt aan corruptie, excessief wanbeleid, machtsmisbruik of het verbreiden van onschriftuurlijke leringen. In zijn recentelijke advies ‘helderheid over opschortende werking en vermanen’ bevestigt het deputaatschap deze opvatting opnieuw; in zijn advies merkt het deputaatschap immers op: “In het kerkrecht zoals dat in de CGK geldt, is het (in tegenstelling tot in veel andere gereformeerde kerken) in uiterste gevallen mogelijk dat een classis ambtsdragers van een plaatselijke kerk schorst en afzet. Het zal dan echter duidelijk moeten zijn dat een kerkenraad de gemeente op een weg leidt die buiten het Koninkrijk van God voert. Bij zaken die zó fundamenteel zijn kan een classis in uiterste gevallen met tucht ingrijpen.” Dat is zorgelijk omdat het een kerkrechtelijk onhoudbaar standpunt is en omdat bijvoorbeeld het Christelijk Gereformeerd Beraad en zijn aanhangers met tucht willen ingrijpen als plaatselijke kerken de ambten openstellen voor vrouwen. Als er sprake zou zijn van bijvoorbeeld scheurmaking zou het gerechtvaardigd zijn om als meerdere vergadering in te grijpen; daarvan zou volgens sommigen sprake zijn wanneer, ondanks langdurig kerkelijke vermaningen vanwege het niet conformeren aan een gewichtig kerkelijk besluit, zo’n besluit door een plaatselijke kerkenraad niet wordt aanvaard. In de kern van de zaak komt het erop neer dat het kerkverband zich het recht toe-eigent de nakoming van besluiten door plaatselijke kerken af te dwingen.

Geen bevoegdheid
Hoe begrijpelijk wellicht ook de behoefte is om als kerkverband te kunnen ingrijpen, dat kan uiteraard alleen indien en voor zover het gereformeerd kerkrecht daarvoor de mogelijkheid biedt. En dat is niet het geval. Er is namelijk geen enkele kerkelijke bevoegdheid om als meerdere vergadering in te grijpen in een plaatselijke kerk door haar voltallige kerkenraad af te zetten. De misvatting die er lijkt te bestaan, is dat ook meerdere vergaderingen als ambtelijke vergadering worden gezien, een vergadering van kerkenraden die hun bevoegdheden samenbrengen in bijvoorbeeld de classisvergadering. Echter, een meerdere vergadering, zoals een classis, is geen vergadering van ambtsdragers, maar van kerken. Weliswaar komen op die classisvergadering ambtsdragers (van elke gemeente een predikant en een ouderling en van sommige gemeenten ook een diaken), zodat het een vergadering van ambtsdragers zou kunnen worden genoemd, maar daarmee is zij nog geen ambtelijke vergadering. Dat lijkt misschien vreemd, maar is te verklaren doordat het ambtsdrager-zijn een voorwaarde is om naar de meerdere vergadering te kunnen worden afgevaardigd. Dat verklaart waarom er tijdens bijvoorbeeld een classisvergadering er allemaal ambtsdragers aanwezig zijn. Echter, de bevoegdheden die afgevaardigde-ambtsdragers kunnen uitoefenen tijdens bijvoorbeeld de classisvergadering ontlenen zij niet aan en zijn niet gebaseerd op het ambt dat zij in hun plaatselijke kerken bekleden, maar zijn gebaseerd op hun vertegenwoordigingsbevoegdheid. Daarbij vertegenwoordigen de afgevaardigden niet hun kerkenraad, maar hun plaatselijke kerken, en de afvaardiging is vastgelegd in de lastbrief, zodat alleen de daartoe aangewezen ambtsdragers op de classis welkom zijn. Om deze reden kan een meerdere vergadering als een classis uit haar aard geen ambtelijke vergadering zijn. Het is van belang om voor ogen te houden dat ambtsdragers hun bevoegdheden worden beperkt tot hun eigen plaatselijke kerk. Met de afvaardiging van ambtsdragers naar meerdere vergaderingen worden hun bevoegdheden niet uitgebreid tot andere kerken in het ressort. En het is ook niet mogelijk om op grond van onderlinge afspraken tussen kerken die bevoegdheden zodanig uit te breiden dat ambtsdragers ook bevoegdheden krijgen in andere plaatselijke kerken. Op dit punt merkt Greijdanus op: ‘Mensen en kerken, kunnen geen kerkelijk ambt instellen, en evenmin ambtsrecht, ambtsbevoegdheid, ambtsautoriteit, dat wil zeggen. Goddelijk gezag, verlenen of uitbreiden.’ Dit brengt noodzakelijk met zich mee dat ambtsdragers op meerdere vergaderingen uitsluitend bevoegdheden hebben over van hun eigen plaatselijke kerk en niet over de kerken als geheel.

Plaatselijk ambt
Uit de aard van het ambt vloeit voort dat het slechts een plaatselijk ambt is, namelijk dat het ambt uitsluitend wordt uitgeoefend in een plaatselijke kerk. In Artikel 31 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis spreekt in dit verband ook uit dat predikanten, ouderlingen en diakenen op een geldige wijze door de kerk gekozen worden tot hun ambt, zoals de Bijbel het heeft voorgeschreven. Dat ambtsdragers slechts in een plaatselijke kerk worden aangesteld, blijkt bijvoorbeeld uit Titus 1:5 waarbij Paulus Titus opdraagt in elke stad oudsten aan te stellen. Daaruit blijkt dat het ambt is beperkt tot naar plaats en tijd. Daarmee is uitgesloten dat de Heer aan zijn kerk een algemeen of universeel ambt zou hebben gegeven dat zich zou uitstrekken tot meerdere plaatselijke kerken. De kerkorde sluit met de artikelen 5, 7, 16 en, 22 23 en 24 hierbij ook aan; een predikant wordt immers beroepen door een kerkenraad, terwijl een predikant aan een bepaalde gemeente, dat is een plaatselijke kerk, verbonden moet zijn. Tot de taak van de predikant hoort onder meer ‘dat hij als goede herder zorgt en verantwoordelijkheid draagt voor zijn medeambtsdragers en voor de hele gemeente.’ Daaruit blijkt ook dat de pastorale taken, waaronder de tucht, zich beperken tot de plaatselijke kerk, de gemeente. Van ouderlingen wordt gezegd dat zij tot hun ambt verkozen worden door de gemeente, de plaatselijke kerk. Datzelfde geldt voor de diakenen. Ook uit het takenpakket van de ouderlingen en diakenen blijkt dat het zich uitsluitend richt op de plaatselijke kerk, de gemeente. Uit de aard van de roeping en verkiezing, door de plaatselijke kerkenraad en gemeente, blijkt ook dat, nu andere kerkenraden en gemeenten niet meedoen aan de roeping van ouderlingen en diakenen, het mandaat die bij de roeping hoort zich ook uitsluitend beperkt tot de plaatselijke kerk, de gemeente die hen heeft verkozen. Ook uit de Heidelbergse Catechismus blijkt dat de sleutels van het koninkrijk, waaronder ook de kerkelijke tucht wordt begrepen, is toevertrouwd aan mensen van de gemeente die daartoe zijn aangesteld. Tot slot blijkt ook uit de bevestigingsformulieren dat de ambtsdragers een roeping krijgen vanuit een specifieke gemeente.

Godswege, lastbrief
Daarom onderscheidt een kerkenraad en een meerdere vergadering zich hierin dat een kerkenraadsvergadering een vergadering is van ambtsdragers en een meerdere vergadering een vergadering is van kerken. Waar een kerkenraad een vergadering van ambtsdragers is die krachtens hun ambt, ambtshalve dus, bevoegdheden hebben die voortvloeien uit het ambt, middellijk gezag van God zelf is, is de meerdere vergadering een vergadering van kerken die haar bevoegdheden uitsluitend ontleend aan de kerkorde. De bevoegdheden die een ambtsdrager heeft, heeft de ambtsdrager van God zelf ontvangen; niet voor niets dat het bevestigingsformulier nadrukkelijk vraagt of de te bevestigen persoon zich door God zelf geroepen weet; dat sluit aan bij waarvan ook de Nederlandse Geloofsbelijdenis van uitgaat. Artikel 31 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis belijdt immers: “Men moet afwachten tot hij door God geroepen wordt. Dan heeft hij ook bewijs van zijn roeping en is hij verzekerd dat zijn roeping tot het ambt echt van God afkomstig is.” De bevoegdheden die met het ambt verbonden zijn, zijn niet overdraagbaar. Afvaardiging naar een meerdere vergadering vindt echter niet plaats op basis van roeping van Godswege, maar op basis van lastgeving. De kerkenraad zendt afgevaardigden namens zijn kerk naar de classisvergadering. De afgevaardigden zijn op de meerdere vergadering op basis van de last waarmee zij namens die kerk de vergadering bijwonen en handelen. Kerken kunnen ook niet door onderlinge afspraken aan elkaars ambtsdragers bevoegdheid geven om bij andere plaatselijke kerken ambtelijk op te treden, omdat dit geen door God verleende bevoegdheid en autoriteit heeft. Dergelijke afspraken zijn niet meer dan ongeoorloofde menselijke afspraken.

Gelijkwaardig
Meerdere vergaderingen hebben dan ook niet meer rechten dan de kerken onderling zijn overeengekomen, en hebben zich strikt aan die afspraken te houden. De verhouding tussen de kerken is dan ook, overeenkomstig artikel 85 K.O., gelijkwaardig en daarom hebben zij niets over elkaar te zeggen, tenzij daarover tussen de kerken geoorloofde onderlinge afspraken zijn gemaakt; dus voorzover het in de vrijheid van de kerken staat die afspraken te maken. Dat resulteert erin dat elke kerkenraad slechts ambtelijke zeggenschap heeft over zijn eigen plaatselijke kerk en dus niet over andere classicale of synodale kerken. Terecht dat in dit verband Greijdanus de vraag stelt: op grond waarvan heeft een classis de bevoegdheid om een kerkenraad te schorsen of af te zetten? Geen enkele kerk van haar ressort heeft zodanige macht. Hoe komt die meerdere vergadering nu aan haar macht? Greijdanus is er duidelijk over: dat kan alleen door menselijke aanmatiging, want het is in strijd met artikel 85 K.O.. Dit wordt ook niet anders doordat in bijvoorbeeld artikel 79 K.O. is afgesproken tussen de kerken dat de kerkenraad de afzetting van ambtsdragers niet alleen mag verrichten, maar dat een genabuurde kerk meebeslist over die afzetting. Echter die afspraak is niet gemaakt omdat de plaatselijke kerkenraad niet alleen daartoe bevoegd zou zijn, maar om te voorkomen dat hij misbruik van dit recht zou maken of te lichtvaardig zou besluiten tot schorsing of afzetting. Die afspraak heeft dus een rechtsbeschermings- en zorgvuldigheidsfunctie; de kerkenraad wordt tegen zichzelf beschermd, terwijl de betreffende ambtsdrager die geschorst of afgezet wordt ook beschermd wordt tegen willekeur en lichtvaardige besluiten. Echter, die situatie geeft geen aanleiding of grond om tuchtbevoegdheden toe te kennen aan meerdere vergaderingen; ook niet in exceptionele gevallen.

Kerkrechtelijke principes
Daarmee kan de argumentatie van het deputaatschap Kerkorde en Kerkrecht geen stand houden dat onder exceptionele omstandigheden de meerdere vergadering, de classis, langs de omgekeerde weg van artikel 30 K.O. in een plaatselijke kerk kan ingrijpen door een kerkenraad gedeeltelijk of in zijn geheel te schorsen of af te zetten. Die bevoegdheid ontstaat ook niet als een plaatselijke kerkenraad beleid voert dat buiten het koninkrijk van God voert. Zowel de beginselen van gereformeerd kerkrecht, als de kerkordelijke bepalingen zelf, als het feit dat tuchtbevoegdheden exclusief toegekend zijn aan ambtsdragers en gelimiteerd zijn tot de plaatselijke kerk waar de ambtsdragers zijn geroepen, presenteert het deputaatschap kerkrecht dat geen enkele steun vindt in de Schrift, het belijden van de kerk en de kerkorde zelf. Voor zover het deputaatschap zich bij haar standpunt beroept op eerdere jurisprudentie, kan de conclusie niet anders zijn dan dat die jurisprudentie niet maatgevend kan zijn, laat staan precedentwerking heeft. Daar komt nog bij dat de zienswijze van het deputaatschap meer past bij de hervormde opvatting van het kerkrecht dan bij de gereformeerde. In het Nederlands Dagblad van 6 oktober 2022 voerde ds Leeftink daarom ook een krachtig pleidooi om als Christelijke Gereformeerden de gereformeerde kerkrechtelijke principes hoog te houden. Die oproep geldt in het bijzonder het deputaatschap Kerkorde en Kerkrecht; van hem mag worden verwacht dat het daarin de kerken voorgaat. Het ligt dan ook zijn weg terug te komen op zijn adviezen op dit punt, omdat kerkrecht bedoeld is om, als een beschermingswal de kerken, als stad van God, als vrijplaats van het koninkrijk van de Hemel en als lichaam van Christus, te beschermen. 

 

Subscribe for updates on all content.

Protected by Spam Master

Reactie toevoegen

Beperkte HTML

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd> <h2 id> <h3 id> <h4 id> <h5 id> <h6 id>
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
Protected by Spam Master

Reactie toevoegen

Beperkte HTML

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd> <h2 id> <h3 id> <h4 id> <h5 id> <h6 id>
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
Protected by Spam Master