Begeerte en zonde in Romeinen 1 en Leviticus 18

Net na de zondvloed maakt God het probleem al duidelijk (Gen 8: 20,21) en Hij zei bij zichzelf: Nooit weer zal ik de aarde vervloeken vanwege de mens, want alles wat de mens uitdenkt, van zijn jeugd af aan, is nu eenmaal slecht. Sinds de zondvloed is de aarde niet meer aan de vloek van God maar wel aan de slechtheid van de mens overgeleverd (en Goddank tegelijk ook aan de goedheid van God, zie het vervolg van Gen 8:21 en 22). De Bijbel windt er geen doekjes om: de slechtheid van de mens is het probleem van de schepping.

In Romeinen 1:14-3:20 (lees dit hele stuk achter elkaar om niet gelijk te focussen op de vaak geciteerde verzen die zedeloze gelijkgeslachtelijke seksualiteit aan de kaak stellen) gaat het over alle kwaad en onrecht, over de slechtheid van de mens in brede zin. Paulus richt zich in dit gedeelte tot de Joden en de andere volken. Hebben de Joden bij God nu wat vóór op de volken of niet. Paulus begint met vermeende onschuld van de andere volken (hst 1) en gaat door over de vermeende voorrechten van de Joden (hst 2 en 3). Zijn stelling over de volken is dat de afvallige mens God zou kunnen kennen: Zijn onzichtbare eigenschappen zijn vanaf de schepping van de wereld zichtbaar in zijn werken: zijn eeuwige kracht en goddelijkheid zijn voor het verstand waarneembaar. Er is dus niets waardoor zij te verontschuldigen zijn. Want hoewel ze God kennen, hebben ze Hem niet de eer en de dank toegebracht die Hem toekomen (Rom 1:20-21a). Paulus legt uit waar dat toe leidt: Terwijl ze beweren wijs te zijn, zijn ze dwaas geworden en hebben ze de majesteit van de onvergankelijke God ingewisseld voor beelden van vergankelijke mensen, vogels, lopende en kruipende dieren. Daarom heeft God hen uitgeleverd aan hun zedeloze begeerten, waardoor ze hun lichaam onteren. Ze hebben de waarheid over God ingewisseld voor de leugen; ze vereren en aanbidden het geschapene in plaats van de Schepper, die moet worden geprezen in eeuwigheid. (Rom 1:22-25). Dat het oordeel over afvallige en slechte mensen niet mals is laat Romeinen 1:28-32 zien. Maar dat is voor Joden geen reden zich op de borst te kloppen, zoals Romeinen 2:1-11 duidelijk laat merken.

Wie het geheel van Romeinen 1:14-2:29 op zich laat inwerken beseft dat Paulus bij Joden en heidenen de vinger op de zere plek legt:  Want ik heb immers al heel duidelijk gemaakt dat allen, zowel de Joden als de andere volken, in de macht van de zonde zijn (Rom 3:9). De conclusie van Paulus’ betoog over Joden en de andere volken staat in Romeinen 3:10-20. In de hele lijst van zondige praktijken die Paulus de revue laat passeren is het overbekende Romeinen 1:26,27 slechts één van de voorbeelden. Daarmee gaan we het verschijnsel niet goed praten of bagatelliseren, maar het mag wel wat minder gewicht krijgen in kerkelijke discussies dan doorgaans het geval is. De kern van het betoog is het in ieder geval niet, de kern staat in Rom 2:1 ‘En u, wie u ook bent, met uw oordeel al klaar: u bent evenmin te verontschuldigen. Het oordeel dat u over anderen velt, velt u over uw zelf, want de dingen die u veroordeelt doet u zelf ook’. Het moge duidelijk zijn dat het dan niet met name gaat over zedeloosheid op seksueel gebied. Het gaat over alles wat strijdig is met Gods bedoeling (Rom 1:26-31), daarin zwelgen en daar prat op gaan (Rom1:32).

In Leviticus 18-20 -lees deze hoofdstukken achter elkaar om niet gelijk te focussen op het vaak geciteerde vers in Leviticus 18 waar staat dat het bed delen met een man zoals met een vrouw, gruwelijk is-. Het gaat er niet om dit  verschijnsel te bagatelliseren, maar uit de context blijkt dat het een waarschuwing is tegen heteroseksuele(!) mannen die zich niet allerlei seksuele vrijheden moesten veroorloven, zoals bestialiteit, incest en seks met mannen. Alle ongeoorloofde seksuele betrekkingen tussen mannen en vrouwen binnen een familieclan worden in Leviticus 18 en deels in Leviticus 20 met naam en toenaam genoemd. Er staan niet alleen ongeoorloofde seksuele betrekkingen in Leviticus 18 t/m 20. Het gaat ook over de offers, de oogst, de rechtspraak, de slavinnen, de handel, de vreemdelingen, het eten van vlees, kinderoffers, het raadplegen van geesten, reine en onreine dieren. Het is een enorme lijst van onheilige en onreine gedragingen die niet passen bij een aan God geheiligd volk. Het is daarom overtrokken alle aandacht uit te laten gaan naar dat ene vers wat altijd aangehaald wordt in kerkelijke discussies over homoseksuele relaties. De klassieke gereformeerde theologie gaat zo bezien wel heel kort door de bocht met een bijbels verbod op een homoseksuele relatie, maar dat ze dat zelf niet inzien geeft te denken. Net zo vreemd is het dat de moderne gereformeerde theologie daar geen kritische vragen over mag stellen.

Het begin van Leviticus 18 en het eind van Leviticus 20 maken volstrekt helder in welk kader dit alles staat: Ik ben de HEER, jullie God. Volg niet de levenswijze van Egypte, waar je gewoond hebt, noch de levenswijze van Kanaän, waarheen ik je breng. Leef niet volgens de bepalingen van die landen, maar volgens mijn regels, houd je aan mijn bepalingen en leef ze na. Ik ben de HEER, jullie God. Mijn bepalingen en regels schenken leven aan wie ze volgt, houd ze dus in ere. Ik ben de HEER (Lev 18: 2b-5). Bijna aan het eind in Leviticus 20: 22-26 wordt het nog eens herhaald. Halverwege staat het ook nog eens duidelijk vermeld: Ik ben de HEER, jullie God, die jullie uit Egypte heeft geleid. Houd je aan al mijn bepalingen en regels en leef ze na. Ik ben de HEER (Lev 19:36a-37).

Het is niet te veel gezegd dat alle gruwelen, veroorzaakt door aardse begeerten en slechte mensen, waar Egypte en Kanaän blijkbaar om bekend stonden, bij het volk Israël geen pas geven.  De normale ethiek in Israël moest haaks staan op de levenswijze van de Egyptenaren en de Kanaännieten.  Je kunt daar van maken -zoals de klassiek gereformeerde zienswijze is- dat ‘wij’ anders moeten zijn dan de ons omringende cultuur. Je kunt er ook van maken -zoals de gereformeerde theologie ook aantoont- dat wij in de eerste plaats Christus mogen/moeten navolgen. Voor Israël was het: doe niet als de volken om je heen en volg Gods wet. Voor de kerk is het: doe wat Christus je heeft voorgedaan en leef door de Geest volgens de wet van de liefde (Joh 14:11-27). De besluiten van de vergadering van de apostelen met Jacobus in Jeruzalem, geven een aanwijzing aan wat belangrijk is in het leven van heidenen (mensen uit de volken) die tot geloof zijn gekomen; (….) dat ze zich dienen te onthouden van wat door de afgodendienst bezoedeld is, van ontucht, van vlees waar bloed nog in zit en van het bloed zelf (Hand 15:20).

En zeg dan niet gelijk dat homoseksueel gedrag ontucht is, en dus….. Dat is te gemakkelijk geconcludeerd, dit volgt namelijk niet uit de setting van de vergadering: Petrus zei: ‘Broeders, u weet dat God mij al in het begin uit uw midden heeft uitgekozen om de boodschap van het evangelie onder andere volken te verspreiden, opdat ook zij tot geloof zouden komen. God die de harten doorgrondt heeft, heeft zich duidelijk voor hen uitgesproken door hun de Heilige Geest te schenken, zoals Hij die ook aan ons geschonken heeft. Hij heeft geen enkel onderscheid gemaakt tussen ons en hen, want Hij heeft hun hart door het geloof gereinigd. Waarom wilt u God dan trotseren door op de schouders van deze leerlingen een juk te leggen dat onze voorouders noch wijzelf konden dragen? Nee, wij geloven dat wij door de genade van de Heer Jezus gered worden, op dezelfde wijze als zij’ Daarop zwegen alle aanwezigen, en men luisterde naar Barnabas en Paulus (….). (Hand 15:7b-12a). Laten wij als de huidige gemeente van Christus dit gedeelte en de aansluitende toespraak van Jacobus (Hand 15:13-21) als richtlijn nemen als een homoseksueel stel tot geloof komt en zich voegt bij de gereformeerde kerk.

Het bijna laatste wat de apostel Johannes ons voor moet houden is Openbaring 22: 14,15. Gelukkig zijn zij die hun kleren wassen: zij kunnen over de levensboom beschikken en zullen de stad door de poorten binnengaan. Buiten is de plaats voor de honden die zich bezighouden met toverij en ontucht, met moord en afgodendienst, voor iedereen die de leugen koestert en ernaar handelt. In de Bijbel -en speciaal in het boek Openbaring- triomfeert gerechtigheid over de zonde, daarover de volgende paragraaf.

 

Reactie toevoegen

Beperkte HTML

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd> <h2 id> <h3 id> <h4 id> <h5 id> <h6 id>
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
Protected by Spam Master