Begeerte en zonde in de Bijbel
Het is een bekende uitspraak van Paulus richting Timoteüs (1 Tim 4:4,5) Alles wat God geschapen heeft is goed. Niets hoeft te worden verworpen als het onder dank wordt aangenomen, want het wordt geheiligd door het woord van God en door het gebed. Je kunt je afvragen wat allemaal valt onder ‘alles wat God geschapen heeft’ omdat het ervoor gaat over dwaalgeesten die het huwelijk verbieden en dwingen tot onthouding van voedsel, waardoor sommigen het geloof hebben verlaten. Het kan niet verkeerd zijn om ‘alles wat God geschapen heeft’ ook op te vatten als: alles wat God geschapen heeft. Hoe kan het goede wat God geschapen heeft veranderen in het slechte? Het antwoord van de Bijbel is: aardse (wereldse) begeerte. Zondige begeerte naar wat jou niet toebehoort. En dan met name de overmoedige vorm van begeren, een begeerte die start met aanmatigend (be)kijken.
Dat begint al in het paradijs: De vrouw keek naar de boom. Zijn vruchten zagen er heerlijk uit, ze waren een lust voor het oog, en ze vond het aanlokkelijk dat de boom haar wijsheid zou schenken. Ze plukte een paar vruchten en at ervan. Ze gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en ook hij at ervan (Gen 3:6). De echo hiervan vinden we bij David (2 Sam 11:2,3) Op een keer stond David aan het eind van de middag op van zijn rustbed en liep heen en weer over het dak van het paleis. Beneden zag hij een vrouw die aan het baden was. Ze was heel mooi om te zien. Hij liet uitzoeken wie ze was, en men zei hem: ‘Dat is Bathseba de dochter van Eliam, de vrouw van de Hethiet Uria’. Aanmatigend begeren wat jou niet toekomt of jou niet toebehoort is de oerzonde, zowel bij Eva (in gezelschap van Adam) als bij David. Niet voor niets luidt het 10e gebod (Ex 20:17) Zet uw zinnen niet op het huis van een ander, en evenmin op zijn vrouw, op zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund, zijn ezel, of wat hem ook maar toebehoort.
Het mag ons opvallen dat de seksuele begeerte en de man/vrouw verhouding regelmatig een ontwrichtende rol speelt. Dat zit al in Genesis 3:16b Tegen de vrouw zei Hij: …. Je zult je man begeren en hij zal over je heersen. Seksuele, zedeloze ontucht komt veel voor in de Bijbel, vaak in verband met afgoderij. Bileam heeft Balak een duivels advies aan de hand gedaan (Openb 2:14b) Bileam, die Balak liet weten hoe hij voor de Israëlieten een valstrik moest zetten, waardoor ze vlees dat bij de afgodendienst gebruikt is zouden eten en ontucht zouden plegen. Lees in Numeri 25 na waar dit toe leidde. Diverse profeten beschrijven de afgoderij van het volk Israël in bewoordingen en beelden van seksuele ontucht die nog steeds tot de verbeelding spreken (en daarom ook wel werden overgeslagen bij de dagelijkse Bijbellezing, laat staan dat er over gepreekt wordt). Aardse begeerte maakt meer kapot dan je lief is.
Toch, laten we dit vasthouden: er is hoop voor de mensheid, slechte begeerte en zonde zijn niet eeuwig. De enige mens die goed met aardse begeerten om kon gaan is Christus Jezus, lees Lucas 4:1-13 er op na. Paulus geeft de Galaten het volgende advies: Ik zeg u dus: laat u leiden door de Geest, dan zult u niet toegeven aan aardse begeerten. De aardse begeerte gaat in tegen de Geest, en wat de Geest verlangt gaat in tegen de aardse begeerte (Gal 5:16,17). Zijn waarschuwing is helder: De praktijken waartoe de aardse begeerte aanzet zijn bekend: ontucht, zedeloosheid en losbandigheid, afgoderij en tovenarij, vijandschap, tweespalt, jaloezie en woede, gekonkel, geruzie en rivaliteit, afgunst, bras- en slemppartijen, en nog meer van dat soort dingen. Ik herhaal de waarschuwing die ik u al eerder gaf: wie zich aan deze dingen overgeven, zullen geen deel hebben aan het koninkrijk van God (Gal 5: 19-21).
Maar de uiteindelijke overwinning van de aardse begeerte is er ook: Wie Christus Jezus toebehoort, heeft zijn aardse natuur met alle hartstocht en begeerte aan het kruis geslagen (Gal 5:24). Titus 2:11-14 zegt het zo: Gods genade is openbaar geworden om alle mensen te redden. Ze leert ons dat we goddeloze en wereldse begeerten moeten afwijzen en bezonnen, rechtvaardig en vroom in deze wereld moeten leven, in afwachting van het geluk waarop wij hopen: de verschijning van de majesteit van onze grote God en redder Jezus Christus. Hij heeft zichzelf voor ons gegeven om ons van alle zonde vrij te kopen, ons te reinigen en ons tot zijn volk te maken, dat zich volledig inzet om het goede te doen. Wie zou daar geen Amen op zeggen? Dat gehuwden en ongehuwden, heteroseksuelen en homoseksuelen, mannen en vrouwen zich inzetten om het goede te doen. In de kerk als de gemeente van de Heer als daar buiten.
Reactie toevoegen